ECLI:NL:RBMNE:2022:4408

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/2099
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen en bestreden besluit inzake huishoudelijke hulp op grond van de Wmo

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Almere, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere op haar bezwaar tegen een besluit van 28 juli 2021, waarin huishoudelijke hulp werd toegekend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Eiseres heeft een beroep ingediend omdat er geen tijdig besluit op haar bezwaar was genomen. Op 19 juni 2022 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waartegen eiseres gronden van beroep heeft ingediend. De rechtbank heeft op 26 oktober 2022 geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op het bezwaar heeft beslist en eiseres geen procesbelang meer heeft bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen.

Daarnaast heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Eiseres voerde aan dat verweerder ten onrechte een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een te behalen resultaat had verstrekt, in strijd met de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De rechtbank oordeelde dat verweerder niet verplicht was om het aantal toegekende uren in het besluit te vermelden, aangezien eiseres zelf het aantal uren kon berekenen aan de hand van het zorgplan en de beleidsregels. De rechtbank benadrukte dat het belangrijk is dat in Wmo-besluiten het aantal toegekende uren wordt genoemd, maar concludeerde dat het bestreden besluit niet in strijd was met de wetgeving, omdat het enkel verduidelijkte op hoeveel uur ondersteuning eiseres recht had.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de CRvB in eerdere uitspraken heeft geoordeeld dat het aantal toegekende uren moet worden vermeld in Wmo-besluiten. De rechtbank heeft verweerder aangespoord om in de toekomst al in de beslissing op de aanvraag om een Wmo-voorziening een indicatie in uren op te nemen. De proceskosten van eiseres zijn door verweerder vergoed tot een bedrag van € 379,50, maar er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2099

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Toxopeus en mr. S. Piets).

Procesverloop

Aan eiseres is bij besluit van 28 juli 2021 (het primaire besluit) huishoudelijke hulp toegekend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Eiseres heeft hiertegen bezwaar ingesteld.
Eiseres heeft vervolgens een beroep niet tijdig beslissen ingediend wegens het uitblijven van een besluit op bezwaar.
Op 19 juni 2022 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit). Eiseres heeft vervolgens gronden van beroep ingediend. Het beroep van eiseres wordt geacht mede gericht te zijn tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Over het beroep niet tijdig beslissen
1. Omdat verweerder alsnog op het bezwaar heeft beslist en eiseres niet heeft gesteld nog enig procesbelang te hebben bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, ziet de rechtbank aanleiding het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk te verklaren.
2. Omdat verweerder pas nadat eiseres in beroep is gegaan een beslissing op het bezwaar heeft genomen, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen.
3. Omdat deze zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Toegekend wordt € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing mede wordt geacht te zijn gericht tegen het bestreden besluit, wordt over het griffierecht een beslissing genomen in het kader van de beoordeling van het bestreden besluit.
Inhoudelijk
Standpunten partijen
4. Eiseres voert aan dat verweerder zowel in het primaire besluit als in het bestreden besluit ten onrechte een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een te behalen resultaat heeft verstrekt. Dit is in strijd met de vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken. [1] Voor zover verweerder stelt dat de maatwerkvoorziening in het bestreden besluit wel in uren is geïndiceerd, had verweerder het primaire besluit moeten herroepen. Nu verweerder dit heeft nagelaten is volgens eiseres – omdat het primaire besluit in stand is gebleven - nog steeds sprake van resultaatsgericht indiceren.
5. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat hij niet verplicht is om in de besluitvorming het aantal toegekende uren te noemen. Het aantal toegekende uren moet wel herleidbaar zijn en dat is het in het geval van eiseres ook. Eiseres kan namelijk zelf het aantal uren waarop zij recht heeft uitrekenen aan de hand van het met de zorgaanbieder ingevulde zorgplan, de op internet te vinden beleidsregels en het indicatieprotocol. Door in het bestreden besluit wel het aantal toegekende uren te benoemen, heeft verweerder voor eiseres alleen verduidelijkt waar zij al vanaf het primaire besluit recht op had. Verweerder hoefde het primaire besluit daarom niet te herroepen.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank overweegt dat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in zijn uitspraak van
8 oktober 2018 heeft geoordeeld dat in Wmo-besluiten tot toekenning van huishoudelijke hulp het aantal toegekende uren moet worden genoemd. In het primaire besluit heeft verweerder geen urenaantal vermeld. Er staat enkel dat eiseres recht heeft op een maatwerkvoorziening in de vorm van het ondersteuningsarrangement ‘Lichamelijke Achteruitgang pakket A’. In het bestreden besluit heeft verweerder de motivering aangevuld. Verweerder verduidelijkt per activiteit op hoeveel uur (per jaar) ondersteuning eiseres recht heeft. Anders dan eiseres stelt, is er in het bestreden besluit dus wel sprake van een maatwerkvoorziening met daarbij een vermelding van het aantal uren.
7. De rechtbank oordeelt dat het aanvullen van de motivering niet leidt tot een besluit met een andere strekking en rechtsgevolg dan dat van het primaire besluit. Verweerder heeft met de aanvullende motivering in het bestreden besluit alleen verduidelijkt op hoeveel uur ondersteuning eiseres recht heeft door het toegekende aantal uur nu wel te vermelden. Het bestreden besluit strekt nog steeds tot toekenning van een maatwerkvoorziening voor hulp in de huishouding. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB staat artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet in de weg aan de handhaving in bezwaar van een primair besluit na een aanvullende motivering, omdat de bezwaarprocedure is bedoeld voor een volledige heroverweging. [2] Verweerder was daarom niet gehouden het primaire besluit te herroepen.
8. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van eiseres hetzelfde zijn als de bezwaargronden. In het bestreden besluit is verweerder gemotiveerd op die bezwaargronden ingegaan. Het was aan eiseres om in beroep gemotiveerd te onderbouwen waarom het bestreden besluit geen stand kan houden. Eiseres heeft dit nagelaten. Het beroep van eiseres slaagt daarom niet.
9. De rechtbank ziet aanleiding om ten overvloede het volgende op te merken. Zoals hierboven overwogen heeft de CRvB in zijn uitspraak van 8 oktober 2018 geoordeeld dat in Wmo-besluiten tot toekenning van huishoudelijke hulp het aantal toegekende uren moet worden genoemd. Het noemen van een resultaat (zoals “een schoon en leefbaar huis”, of -zoals in dit geval- het noemen van een bepaald zorgpakket) is niet toegestaan.
10. In het primaire besluit heeft verweerder nagelaten om een indicatie in een aantal uren toe te kennen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat eiseres aan de hand van het met de zorgaanbieder ingevulde zorgplan en de op internet te vinden beleidsregels en het indicatieprotocol zelf het aantal uren, waarop zij recht heeft, zelf kan uitrekenen.
11. Verweerder handelt hiermee in strijd met de door de CRvB voorgeschreven handelwijze en miskent hiermee dat de Wmo-doelgroep vooral bestaat uit kwetsbare en veelal oudere personen, voor wie het moeilijk, zo niet onmogelijk is om aan de hand van het primaire besluit te achterhalen op hoeveel uren huishoudelijke hulp men aanspraak kan maken. Kwetsbare personen dreigen hierdoor tussen wal en schip te vallen en zijn genoodzaakt om bezwaar te maken om verweerder ertoe te bewegen om wel een besluit met een indicatie in uren te nemen. Het is aan verweerder om in een zo vroeg mogelijk stadium aan betrokkenen duidelijk te maken voor hoeveel uren in een bepaalde periode recht op huishoudelijke hulp bestaat. Zeker nu dit voor verweerder – zoals hij ter zitting heeft verklaard – een eenvoudige rekensom betreft, ziet de rechtbank niet in waarom verweerder niet al in het primaire besluit het aantal toegekende uren noemt. Bovendien miskent verweerder dat het zorgplan nog moet worden gevolgd door een duidelijk omschreven besluit van verweerder. Het zorgplan kan immers niet worden gelijkgesteld met een besluit tot toekenning van een Wmo-voorziening.
12. Voorts had het - in het kader van een goede behartiging van de belangen van eiseres - op de weg van de gemachtigde van eiseres gelegen om na de kennisneming van de beslissing op bezwaar de zorgverlener op de hoogte te brengen van het toegekende aantal uren. Ook hierdoor is de hoogte van het aantal uren dat de zorgverlener aan eiseres diende te verlenen, in ieder geval in de periode na de beslissing op bezwaar, voor de zorgverlener onnodig lang onduidelijk geweest. Daarnaast had de gemachtigde van eiseres bij verweerder een klacht kunnen indienen over de zorgverlener, als deze niet daadwerkelijk het aantal toegekende uren zorg zou verlenen.
13. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verweerder in de toekomst al in de beslissing op de aanvraag om een Wmo-voorziening, bestaande uit huishoudelijke hulp, een indicatie in uren zal opnemen.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding en er is geen aanleiding om verweerder op te dragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
26 oktober 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3241.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 2 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:97.