ECLI:NL:RBMNE:2022:434
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot bekorting van loonsanctie afgewezen wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen
In deze zaak heeft eiseres, een werkgever, een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een opgelegde loonsanctie te bekorten. De loonsanctie was opgelegd omdat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht voor haar zieke werknemer. De rechtbank oordeelt dat het Uwv het verzoek terecht heeft afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat de werknemer niet kan re-integreren en zij niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen.
De procedure begon op 8 juli 2019, toen het Uwv de loonsanctie oplegde. Eiseres verzocht op 11 september 2019 om bekorting van de loonsanctie, stellende dat de werknemer niet belastbaar was. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot bezwaar en uiteindelijk beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er geen bewijs was dat de werknemer geen benutbare mogelijkheden had.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in de periode tussen het opleggen van de loonsanctie en het bekortingsverzoek iets is gebeurd dat de re-integratie-inspanningen zou rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat het aan de werkgever is om aan te tonen dat zij de tekortkomingen in de re-integratie-inspanningen heeft hersteld. Aangezien eiseres dit niet heeft gedaan, blijft de loonsanctie in stand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat het Uwv geen proceskostenvergoeding hoeft te betalen.