Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de procesinleiding met producties;
- het verweerschrift met de incidentele vorderingen en de tegenvordering met producties;
- het verweerschrift in de incidenten;
- het vonnis in de incidenten van 26 juni 2018;
- het verweerschrift in de tegenvordering met producties;
- de conclusie van repliek in conventie met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie met producties;
- de aanvullende producties van Zilveren Kruis van 11 maart 2020;
- de aanvullende producties van [gedaagde sub 1] van 12 maart 2020;
- het bericht van de rechtbank van 6 oktober 2021, waarin Zilveren Kruis en [gedaagde sub 1] is verzocht zich uit te laten over de verwijzing van de zaak naar de papieren rol;
- het bericht van 7 oktober 2021, waarin Zilveren Kruis zich akkoord verklaart met de verwijzing van de zaak naar de papieren rol;
- het vonnis van 3 december 2021, waarin is bepaald dat de procedure zal worden vervolgd volgens het recht dat landelijk geldt in dagvaardingsprocedures met verplichte procesvertegenwoordiging in zaken waarin de dagvaarding na 1 oktober 2019 is betekend;
- de akte overlegging producties tevens akte vermeerdering eis van Zilveren Kruis;
- de akte aanvullende producties van [gedaagde sub 1] ;
- de mondelinge behandeling op 15 augustus 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de spreekaantekeningen van de advocaat van Zilveren Kruis;
- de spreekaantekeningen van de advocaat van [gedaagde sub 1] .
2.De feiten
3.De incidentele vorderingen en het verzoek om aanhouding van Zilveren Kruis
4.Het geschil in conventie en de beoordeling daarvan
“U hoeft deze vordering in ieder geval niet aan ons terug te betalen.”dient naar het oordeel van de rechtbank te worden aangemerkt als een onvoorwaardelijke en ondubbelzinnige toezegging van Zilveren Kruis aan de budgethouders dat zij de vordering van Zilveren Kruis niet hoefden te betalen, ongeacht de vraag of zij de vaststellingsovereenkomst en de akte van cessie zouden tekenen.
“Het zorgkantoor vraagt de budgethouder mee te werken aan het cederen van de vordering aan het zorgkantoor. Dit kan een voorwaarde zijn om de budgethouder daadwerkelijk te vrijwaren van de vordering. Beoordeling of die voorwaarde wordt gesteld, vindt op individuele basis plaats.”
11.997,--(3 punten × tarief € 3.999,--)
5.Het geschil in reconventie en de beoordeling daarvan
Conclusie
- Een groot aantal cliënten van [gedaagde sub 1] is bevraagd over de feitelijk ontvangen zorg. Uitkomsten zijn dat ca. 34% van de gefactureerde en verantwoorde diensten feitelijk zijn geleverd. De verklaringen van cliënten vertonen een grote onderlinge samenhang;
- Cliënten die zijn bevraagd geven het volgende aan: