ECLI:NL:RBMNE:2022:408
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de NOW3-regeling en de gevolgen van nihilaangifte voor tegemoetkoming in loonkosten
In deze zaak heeft eiser, een kapsalonhouder, een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op basis van de NOW3-regeling voor de vierde aanvraagperiode. De aanvraag werd afgewezen door het Uwv, omdat de loonsom in juni 2020 € 0,- was. Eiser voerde aan dat deze maand niet representatief was, omdat zijn werkneemster per 31 mei 2020 uit dienst was gegaan. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de maand juni 2020 als referentiemoment geldt voor de berekening van de tegemoetkoming. De rechtbank oordeelde dat de wetgeving geen hardheidsclausule kent en dat het Uwv terecht heeft besloten dat eiser geen recht heeft op de tegemoetkoming, omdat er loongegevens bekend zijn over juni 2020, ondanks de nihilaangifte. De rechtbank benadrukte dat de NOW3-regeling een generieke regeling is die snel en eenvoudig uitgevoerd moet worden, en dat afwijken van de referentiemaand alleen mogelijk is onder specifieke voorwaarden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.