ECLI:NL:RBMNE:2022:3850

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
9605640 UC EXPL 21-9164
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en huurprijsvermindering in verband met coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder van een bedrijfsruimte. De huurder, aangeduid als [gedaagde sub 1] c.s., had een huurachterstand opgebouwd en vorderde huurprijsvermindering op basis van onvoorziene omstandigheden, namelijk de coronamaatregelen. De verhuurder, [eiseres], vorderde betaling van de huurachterstand en stelde dat de huurder niet had voldaan aan de stelplicht om de huurprijsvermindering te onderbouwen. De huurder had een deel van de huur niet betaald en had de waarborgsom niet aangevuld na een eerdere aanspraak van de verhuurder. De kantonrechter oordeelde dat de huurder onvoldoende bewijs had geleverd voor haar beroep op huurprijsvermindering en dat de vorderingen van de verhuurder grotendeels werden toegewezen. De huurder werd hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 14.160,65, vermeerderd met rente. De vordering van de huurder tot huurprijsvermindering werd afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De proceskosten werden voor het grootste deel toegewezen aan de verhuurder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9605640 UC EXPL 21-9164 MB/40202
Vonnis van 24 augustus 2022
inzake
[eiseres],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie
gemachtigde: mr. I.A.M. Schemkes, werkzaam bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,

2 [gedaagde sub 2] , vennoot van gedaagde sub 1,

wonende in [woonplaats] ,

3 [gedaagde sub 3] , vennoot van gedaagde sub 1,

wonende in [woonplaats] ,
gedaagde sub 1, 2 en 3 gezamenlijk verder ook in vrouwelijk enkelvoud te noemen:
[gedaagde sub 1] c.s.,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie
gemachtigde: mr. A.H.H.M. Roelofs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding die op 23 december 2021 aan [gedaagde sub 1] c.s. is betekend, met productie 1 tot en met 19;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens voorwaardelijke conclusie van eis in reconventie met productie 1 tot en met 3;
  • de akte wijziging eis in conventie, tevens conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie met productie 20;
  • de e-mail van 27 juni 2022 van de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. met productie 20 en 21.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juni 2022. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen daar is besproken.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. huurt met ingang van 1 oktober 2016 van
[eiseres] de bedrijfsruimte aan de [adres] in [plaats] (hierna: het gehuurde) voor bepaalde tijd tot en met 30 september 2026. De huurprijs bedraagt momenteel € 3.736,25 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.2.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft bij aanvang van de huurovereenkomst een waarborgsom van € 11.210,00 aan [eiseres] voldaan.
2.3.
Op de huurovereenkomst zijn ‘de algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW’ model ROZ 2012 van toepassing (hierna: de algemene bepalingen). In de algemene bepalingen is onder meer het volgende bepaald:
25.3Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. (…)
26.2
Als de bankgarantie dan wel waarborgsom is aangesproken, zal huurder op eerste verzoek van verhuurder zorgen voor een nieuwe bankgarantie dan wel waarborgsom, (…) tot het bedrag dat direct voorafgaande aan het moment dat de bankgarantie dan wel waarborgsom werd aangesproken, van toepassing was.
31Indien huurder zich, na door verhuurder behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, niet houdt aan de in de artikelen (…) en 26 van de algemene bepalingen opgenomen voorschriften, verbeurt huurder aan verhuurder, voor zover geen specifieke boete is overeengekomen, een direct opeisbare boete van € 250 per kalenderdag voor elke kalenderdag dat huurder in verzuim is. (…).”
2.4.
Een adviseur van [gedaagde sub 1] c.s. heeft in een e-mail van 8 februari 2021 aan [eiseres] bericht dat [gedaagde sub 1] c.s. slechts een deel van de maandelijks verschuldigde huur heeft voldaan, omdat door de coronamaatregelen van de overheid [gedaagde sub 1] c.s. ‘haar buffers had opgebruikt’. In hetzelfde bericht heeft hij
[eiseres] verzocht in overleg te treden over huurprijsvermindering. In dit kader heeft [eiseres] meerdere malen aan [gedaagde sub 1] c.s. verzocht om met overlegging van gegevens inzage in haar financiële situatie, aan welke verzoeken [gedaagde sub 1] c.s. geen gehoor heeft gegeven. Partijen zijn het over een huurprijsvermindering niet eens geworden.
2.5.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft over de maanden februari tot en met juni 2021 een deel van de overeengekomen huurprijs onbetaald gelaten voor een totaalbedrag van € 5.681,25. [eiseres] heeft onder schriftelijke mededeling daarvan aan [gedaagde sub 1] c.s. genoemd bedrag verrekend met de waarborgsom en [gedaagde sub 1] c.s. onder meer in de brief van 15 juli 2021 gesommeerd om de waarborgsom binnen een maand aan te vullen tot het oorspronkelijke bedrag. [eiseres] heeft in dezelfde brief aangekondigd dat indien aan de sommatie geen gehoor wordt gegeven, zij aanspraak maakt op vergoeding van rente, buitengerechtelijke incassokosten en de contractuele boete van € 250,00 per dag als opgenomen in artikel 31 van de algemene bepalingen. Aan de sommatie is door
[gedaagde sub 1] c.s. geen gehoor gegeven.
2.6.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft over de maanden juli tot en met november 2021 de overeengekomen huurprijs betaald, maar over de maanden december 2021 en januari 2022 heeft zij een totaalbedrag van € 2.272,50 onbetaald gelaten. Ook deze achterstand heeft
[eiseres] onder schriftelijke mededeling daarvan aan [gedaagde sub 1] c.s. verrekend met de waarborgsom.
2.7.
[eiseres] heeft ten behoeve van de brandverzekering een NEN-keuring in het gehuurde laten uitvoeren. Uit de keuring is naar voren gekomen dat er door een elektricien reparaties aan de meterkast moesten worden uitgevoerd. Deze herstelkosten heeft [eiseres] voor haar rekening genomen. Over de kosten van de keuring zelf heeft [eiseres] op 27 mei 2021 aan [gedaagde sub 1] c.s. het volgende per whatsapp bericht:
“Hallo [gedaagde sub 2 (voornaam)] . Ik ga de rekening voor de reparaties van de cafetaria aan [onderneming] betalen, ook zal ik de rekening van het keuringsrapport voorschieten. Deze van het rapport moet jij dan terrug betalen zodra dat kan in augustus of september. Laat even weten dat je hier accoord mee gaat.”
Hierop heeft gedaagde sub 2 namens [gedaagde sub 1] c.s. dezelfde dag als volgt gereageerd:
“Oké ik ga akkoord met vriendelijke groet van [gedaagde sub 2 (voornaam)] ”.

3.De vordering van [eiseres] en het verweer van[gedaagde sub 1] c.s.

3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
[gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een (totaal)bedrag van € 15.026,86, vermeerderd met primair de contractuele rente van 1% per maand, subsidiair de wettelijke handelsrente, meer subsidiair de wettelijke rente over € 7.764,22 vanaf 15 december 2021 tot 1 januari 2022 en over € 8.900,47 vanaf 1 januari 2022 tot aan de dag van voldoening, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente. Het bedrag van € 15.026,86 is als volgt opgebouwd:
  • aan te zuiveren waarborgsom € 7.953,75
  • factuur [onderneming] B.V. (NEN-keuring) € 946,72
  • contractuele rente 1% tot en met 15 december 2021 € 260,18
  • buitengerechtelijke incassokosten € 866,21
  • contractuele boete € 250,00 per dag vanaf 15 augustus 2021 € 5.000,00
tot en met 15 december 2021, beperkt tot € 5.000,00
Totaal € 15.026,86
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde sub 1] c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit de (huur)overeenkomst. [eiseres] maakt tevens aanspraak op de contractuele, dan wel wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten omdat [gedaagde sub 1] c.s. in verzuim is geraakt en [eiseres] haar vordering ter incasso uit handen heeft moeten geven aan haar gemachtigde. Daarnaast maakt zij op grond van artikel 31 van de algemene bepalingen aanspraak op de contractuele boete van € 250,00 per dag nu [gedaagde sub 1] c.s. heeft verzuimd om de waarborgsom op eerste verzoek aan te vullen.
3.3.
[gedaagde sub 1] c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente. [gedaagde sub 1] c.s. voert als verweer – samengevat – dat zij recht heeft op huurprijsvermindering op grond van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek. Zij beroept zich op verrekening van die huurprijsvermindering met de openstaande huur, waardoor er geen sprake is van een achterstand in de betaling van de huur. Daarmee ontbreekt volgens [gedaagde sub 1] c.s. ook een grond of rechtvaardiging voor de gevorderde contractuele boete, contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. Ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten geldt bovendien dat [eiseres] (rechtsbijstand)verzekerd is, zodat een veroordeling tot betaling van die kosten niet redelijk of billijk is. Voor wat betreft het gevorderde factuurbedrag voor de NEN-keuring erkent [gedaagde sub 1] c.s. dat zij mondeling akkoord is gegaan met betaling daarvan, echter slechts voor een deel daarvan.
4. De voorwaardelijke tegenvordering van [gedaagde sub 1] c.s. en het verweer van [eiseres]
4.1.
In het geval de vorderingen van [eiseres] geheel of gedeeltelijk worden toegewezen en het beroep van [gedaagde sub 1] c.s. op onvoorziene omstandigheden wordt afgewezen, vordert [gedaagde sub 1] c.s. een verklaring van recht dat de huurprijs vanaf 1 januari 2021 tot 5 juni 2021 alsmede vanaf 13 en/of 26 november 2021 tot 25 februari 2022 (tijdelijk) met 23% is verlaagd, althans € 2.900,00 bedraagt, althans is verlaagd met een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
[gedaagde sub 1] c.s. legt aan haar vordering ten grondslag – samengevat – dat zij recht heeft op huurprijsvermindering op grond van onvoorziene omstandigheden, over de periode waarin voor de horecabedrijfsruimte van overheidswege maatregelen golden als gevolg van de coronapandemie.
4.3.
[eiseres] concludeert tot afwijzing van de (voorwaardelijke) tegenvordering. Zij betwist dat de overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie tot een omzetdaling hebben geleid bij [gedaagde sub 1] c.s., gelet op het feit dat zij een afhaal- en bezorgdienst heeft waarvan tijdens de lockdowns zeer veel gebruik is gemaakt. Ook heeft [gedaagde sub 1] c.s. huurinkomsten van de woonruimten gelegen boven de cafetaria die zij onderverhuurt. Dat er sprake is van een omzetdaling blijkt bovendien nergens uit. De door [gedaagde sub 1] c.s. in dit kader in september 2021 toegestuurde verklaring van haar accountant is zeer summier en niet onderbouwd met financiële gegevens. [eiseres] heeft meerdere malen, ook voorafgaand aan de mondelinge behandeling, verzocht om de nodige cijfers aan te leveren, maar deze informatie is niet door [gedaagde sub 1] c.s. gegeven.

5.De beoordeling van de wederzijdse vorderingen

Aanzuiveren waarborgsom en beroep op onvoorziene omstandigheden
5.1.
[eiseres] spreekt [gedaagde sub 1] c.s. feitelijk aan op betaling van een huurachterstand. [gedaagde sub 1] c.s. beroept zich op verrekening van die achterstand met de huurprijsvermindering waarop zij meent aanspraak te hebben. Zij stelt primair recht te hebben op 23% huurprijsvermindering. Dit zou betekenen dat zij een maandelijkse huurprijs verschuldigd is van € 2.876,91 in plaats van de € 2.600,00 die zij heeft voldaan. Subsidiair stelt zij dat zij een maandelijkse huurprijs verschuldigd is van € 2.900,00 in plaats van de € 2.600,00 die zij heeft voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde sub 1] c.s. erkend in beide gevallen nog een bedrag aan [eiseres] te moeten betalen. Meer subsidiair stelt [gedaagde sub 1] c.s. recht te hebben op een huurprijsvermindering, berekend conform de vastelastenmethode zoals bedoeld in de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 24 december 202 [1] .
5.2.
In het kader van de stelplicht moet ook een beroep op huurprijsvermindering wegens onvoorziene omstandigheden gemotiveerd en onderbouwd worden gedaan. Voor bewijslevering is geen plaats, als niet aan de stelplicht wordt voldaan.
5.3.
Het bezwaar van [eiseres] dat [gedaagde sub 1] c.s. haar stelling dat zij omzetverlies heeft geleden als gevolg van de overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie geenszins middels financiële verifieerbare gegevens heeft onderbouwd, is gegrond. In het dossier bevinden zich enkel twee verklaringen van de accountant van [gedaagde sub 1] c.s. In die van 18 september 2021 staat dat zij het eerste kwartaal van 2021 34,18% omzetverlies heeft geleden en in het tweede kwartaal 40,16% en dat zij aanvragen voor de TVL- en NOW-regelingen heeft ingediend. De onderliggende stukken ontbreken echter. In die van 28 februari 2022 verklaart de accountant dat hij op basis van de administratie [gedaagde sub 1] c.s. en de in die verklaring weergegeven bedragen berekeningen conform de vastelastenmethode heeft gemaakt, maar ook de stukken die hieraan ten grondslag liggen heeft [gedaagde sub 1] c.s. niet overgelegd.
5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2022 is aan de orde geweest dat [gedaagde sub 1] c.s. geen enkele financiële verifieerbare gegevens, waarop haar berekeningen dan wel de berekeningen van haar accountant zijn gebaseerd, heeft overgelegd ter onderbouwing van haar beroep op huurprijsvermindering op grond van onvoorziene omstandigheden en dat die onderbouwing, op grond van de wet en de jurisprudentie, wel nodig is. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij in de periode tussen 30 maart 2021 en de mondelinge behandeling op 28 juni 2022 [gedaagde sub 1] c.s. herhaaldelijk om een financiële onderbouwing heeft gevraagd, maar niet van haar heeft gekregen. Dat [gedaagde sub 1] c.s. naar zij stelt moeite heeft om de benodigde informatie van de accountant te krijgen (dan wel wegens ziekte van de accountant, dan wel wegens het in juni 2022 nog niet gereed hebben van de jaarrekening), komt voor haar rekening en risico. [gedaagde sub 1] c.s. had ook naar een andere accountant kunnen stappen om haar te helpen de financiële gegevens aan te leveren. [gedaagde sub 1] c.s. heeft meer dan een jaar en daarmee voldoende gelegenheid gehad om de benodigde onderbouwing te geven.
5.5.
Gelet op het voorgaande passeert de kantonrechter het bewijsaanbod van [gedaagde sub 1] c.s. als vermeld in de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in (voorwaardelijke) reconventie om, als de kantonrechter dat nodig vindt, nadere (specifiekere) financiële onderbouwing van haar omzetverlies tijdens de 2e en 3e lockdown-periode in het geding te brengen, omdat [gedaagde sub 1] c.s. niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
5.6.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het beroep van [gedaagde sub 1] c.s. op verrekening van de huurachterstand met de gevorderde huurprijsvermindering op grond van onvoorziene omstandigheden, wegens een ontoereikende onderbouwing niet kan slagen. De vordering van [eiseres] tot hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. tot het aanzuiveren van de waarborgsom met een bedrag van € 7.953,75 wordt daarom toegewezen. Ook de mede gevorderde contractuele rente van € 260,18 berekend tot en met 15 december 2021 wordt als onweersproken toegewezen. De gevorderde contractuele rente van 1% per maand wordt eveneens als onweersproken toegewezen over de in 2021 (nog) verschuldigde huurprijs per kalendermaand met ingang van 16 december 2021 tot aan de dag van voldoening en over de (nog) verschuldigde huurprijs over de maand januari 2022 vanaf de vervaldag tot de dag van voldoening.
5.7.
De vordering tot veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. tot betaling van de
contractuelerente van 1% althans de handelsrente althans de wettelijke rente over de tot en met 15 december 2021 vervallen contractuele rente wordt afgewezen. Immers, niet is gesteld op grond waarvan [gedaagde sub 1] c.s. deze rente over de reeds vervallen contractuele aan [eiseres] verschuldigd zou zijn.
Contractuele boete
5.8.
De gevorderde contractuele boete van € 5.000,00 wegens het niet aanzuiveren van de waarborgsom wordt als onweersproken toegewezen, omdat vast is komen te staan dat
[eiseres] de waarborgsom terecht heeft aangesproken en [gedaagde sub 1] c.s. niet heeft voldaan aan haar verzoek om de waarborgsom weer aan te vullen.
Kosten NEN-keuring
5.9.
[eiseres] stelt dat partijen zijn overeengekomen dat de kosten van de NEN-keuring groot € 946,72 geheel voor rekening van [gedaagde sub 1] c.s. komen. Zij heeft deze stelling onderbouwd met haar whatsappbericht van 27 mei 2021 en het akkoord per whatsappbericht van [gedaagde sub 1] c.s. daarop (zie 2.7). [gedaagde sub 1] c.s. stelt in de procedure dat mondeling is overeengekomen dat zij slechts een deel van deze kosten zou betalen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 1] c.s. de stelling van [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, omdat zij niet althans onvoldoende heeft kunnen verklaren waarom zij akkoord heeft geschreven in haar whatsappbericht op betaling van de gehele kosten, als zij betaling van slechts een deel zou hebben afgesproken. De kantonrechter gaat daarmee uit van de juistheid van de stelling van [eiseres] dat partijen zijn overeengekomen dat de gehele kosten voor rekening van [gedaagde sub 1] c.s. zouden komen. Het gevorderde bedrag van € 946,72 wordt daarom toegewezen.
5.10.
De over de contractuele boete en het voormelde factuurbedrag van € 946,72 gevorderde
contractuelerente van 1% althans
handelsrente althans
wettelijkerente wordt afgewezen, omdat niet is gemotiveerd en onderbouwd waarom [gedaagde sub 1] c.s. deze rente aan [eiseres] verschuldigd zou zijn. Hierbij heeft de kantonrechter in aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken dat [gedaagde sub 1] c.s. ter zake van de betaling van deze posten in gebreke is gesteld en vervolgens in verzuim is komen te verkeren.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.11.
[eiseres] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. [gedaagde sub 1] c.s. voert ter afwering van deze vordering aan dat
[eiseres] voor deze kosten een rechtsbijstandsverzekering heeft en om die reden een veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. in deze kosten niet redelijk of billijk is. De kantonrechter is van oordeel dat niet is gesteld, noch is gebleken dat [eiseres] geen, of niet onvoorwaardelijk, aanspraak kan maken op haar rechtsbijstandverzekering voor de eventuele buitengerechtelijke kosten, zodat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt [2] . Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Conclusie
5.12.
De conclusie is dat [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld om een totaalbedrag van (€ 7.953,75 + € 260,18 + € 5.000,00 + € 946,72 =) € 14.160,65 aan
[eiseres] te betalen, vermeerderd met de contractuele rente van 1% over de in 2021 (nog)verschuldigde huurprijs per kalendermaand met ingang van 16 december 2021 tot aan de dag van voldoening en over de (nog) verschuldigde huurprijs over de maand januari 2022 vanaf de vervaldag tot de dag van voldoening.
5.13.
Omdat de vorderingen van [eiseres] grotendeels worden toegewezen en het beroep van [gedaagde sub 1] c.s. op onvoorziene omstandigheden niet slaagt, is op zichzelf aan de voorwaarde van de tegenvordering voldaan. De tegenvordering van [gedaagde sub 1] c.s. strekkende tot huurprijsvermindering op grond van onvoorziene omstandigheden wordt echter afgewezen, gelet op hetgeen hierover reeds is overwogen in het kader van de vorderingen van [eiseres] .
Proceskosten
5.14.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft grotendeels ongelijk gekregen, zowel wat betreft de vordering van [eiseres] als in haar (voorwaardelijke) tegenvordering. Dit betekent dat zij haar eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [eiseres] moet betalen. De proceskosten van [eiseres] worden ten aanzien van haar eigen vordering tot vandaag begroot op:
- dagvaarding € 133,82
- griffierecht € 693,00
- salaris gemachtigde €
746,00(2 punten x tarief € 373,00)
Totaal € 1.572,82
De proceskosten die zien op de tegenvordering van [gedaagde sub 1] c.s. worden gecompenseerd, vanwege de nauwe samenhang met de vordering van [eiseres] .
Uitvoerbaar bij voorraad
5.15.
[eiseres] heeft gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daartegen is [gedaagde sub 1] c.s. niet opgekomen. Op grond van het bepaalde in artikel 233, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wordt die vordering toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
op de vordering van [eiseres]
6.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk, de een betalende de ander bevrijdende, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 14.160,65, vermeerderd met de contractuele rente van 1% over de in 2021 (nog)verschuldigde huurprijs per kalendermaand met ingang van 16 december 2021 tot aan de dag van voldoening en over de (nog) verschuldigde huurprijs over de maand januari 2022 vanaf de vervaldag tot de dag van voldoening;
6.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk, de een betalende de ander bevrijdende, in de kosten; dit betekent dat zij haar eigen proceskosten draagt en de proceskosten van [eiseres] begroot op een bedrag van € 1.572,82 aan haar moet betalen;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of ander gevorderde af;
op de voorwaardelijke tegenvordering van [gedaagde sub 1] c.s.
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022.

Voetnoten

2.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8501.