ECLI:NL:RBMNE:2022:3846

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/1187
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wajong-uitkering; herhaalde aanvraag en herziening van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 september 2022 uitspraak gedaan over de aanvraag van eiseres voor een Wajong-uitkering. Eiseres had eerder, op 13 mei 2008, een Wajong-uitkering geweigerd gekregen omdat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een herhaalde aanvraag op 14 juni 2021, waarin eiseres nieuwe medische gegevens aanvoerde, heeft het Uwv opnieuw besloten dat zij geen recht had op een Wajong-uitkering. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de procedurestappen uiteengezet en vastgesteld dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe medische feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank heeft de ingebrachte medische stukken beoordeeld en geconcludeerd dat de diagnoses die eiseres aanvoerde, zoals PTSS en paniekstoornis, niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt, omdat deze niet aantonen dat haar beperkingen op de relevante beoordelingsdata anders waren dan eerder vastgesteld.

De rechtbank heeft ook het beroep van eiseres op de regeling voor toegenomen arbeidsongeschiktheid beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om te oordelen dat haar situatie binnen vijf jaar na de eerdere afwijzing was verslechterd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een Wajong-uitkering en dat het eerdere besluit van het Uwv in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1187

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

(gemachtigde: R. Hopster)

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de vraag of het Uwv terecht heeft besloten dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Voordat de rechtbank haar oordeel geeft, zal zij eerst beschrijven welke procedurestappen er tot het moment van deze uitspraak zijn genomen.
2. Bij besluit van 13 mei 2008 heeft het Uwv geweigerd per [geboortedatum] 2004 een Wajong-uitkering aan eiseres toe te kennen, omdat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt is.
3. Op 14 juni 2021 heeft eiseres opnieuw een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend.
4. Bij besluit van 20 oktober 2021 heeft het Uwv aan eiseres laten weten dat zij niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat zij niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet.
5. Het Uwv heeft het bezwaar van eiseres daartegen bij besluit van 10 februari 2022 ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat geen sprake is van nieuwe medische feiten en geen sprake is van toename van de arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na [geboortedatum] 2004. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit is het besluit dat in deze zaak ter beoordeling voorligt.
6. Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
7. De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar maatschappelijk werkster [naam] , en de gemachtigde van eiseres. Het Uwv heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Het oordeel
8. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht geweigerd heeft terug te komen van het
besluit van 13 mei 2008, zowel voor het verleden als voor de toekomst, omdat de medische stukken geen aanleiding geven om te oordelen dat de beperkingen van eiseres destijds niet juist zijn ingeschat. Daarnaast kan naar het oordeel van de rechtbank niet uit de medische stukken worden afgeleid dat sprake is geweest van toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na [geboortedatum] 2004, zodat eiseres geen aanspraak kan maken op een toekenning van een Wajong-uitkering vanwege de gestelde verslechtering van haar gezondheidssituatie.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Herhaalde aanvraag
9. Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1986, heeft op 14 november 2007 een eerste aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wajong 1998. Het Uwv heeft toen een medisch en arbeidskundig onderzoek laten uitvoeren. Bij besluit van 13 mei 2008 heeft het Uwv geweigerd per [geboortedatum] 2004 een Wajong-uitkering aan eiseres toe te kennen, omdat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt waardoor het besluit van 13 mei 2008 in rechte vast staat.
10. Op 14 juni 2021 dient eiseres een aanvraag voor beoordeling van arbeidsvermogen in. De rechtbank stelt vast dat het om een herhaalde aanvraag voor een Wajong-uitkering gaat. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 januari 2015 [1] volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd:
- dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb));
- een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber);
- een herziening voor de toekomst (duuraanspraak).
11. Uit de zitting is naar voren gekomen dat eiseres met haar aanvraag beoogd heeft dat het Uwv terugkomt van het besluit van 13 mei 2008, zowel voor het verleden als voor de toekomst. Ook doet eiseres een beroep op de regeling toegekomen arbeidsongeschiktheid.
Herziening voor het verleden
12. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat de bestuursrechter in een geval als dit, waarin het bestuursorgaan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb toepast, aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
13. Nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden zijn feiten of omstandigheden die zich ná het eerdere besluit hebben voorgedaan. Het kan ook gaan om feiten of omstandigheden die zich wel vóór het eerdere besluit hebben voorgedaan, maar die niet vóór dat besluit naar voren konden worden gebracht. Een medisch rapport is op zich niet aan te merken als een nieuw feit, maar uit een medisch rapport kan de aanwezigheid van een nieuw feit blijken. Eiseres moet dus aan de hand van nieuwe feiten of omstandigheden laten zien dat zij op haar 18e verjaardag en 52 weken daarvoor al meer beperkt was dan het Uwv bij de beoordeling in 2008 heeft aangenomen.
14. Eiseres voert aan dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Zij heeft bij haar aanvraag en in bezwaar diverse medische stukken overgelegd. Op de zitting heeft zij toegelicht dat de nieuwe feiten blijken uit het stuk van de GZ-psycholoog en psychiater van Fivoor van 13 januari 2022, waarin verdergaande diagnoses (PTSS en paniekstoornis) worden gesteld en voor het eerst gesproken wordt over paniekklachten en stemmingswisselingen.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in bezwaar de medische heroverweging uitgevoerd. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 25 januari 2022. In dit rapport is uiteengezet dat eiseres in 2007 en 2008 door een verzekeringsarts is gezien vanwege psychische klachten. Eiseres vertoonde borderline trekken en er waren aanwijzingen voor het bestaan van een psychotrauma. Verder ging de verzekeringsarts uit van lichte verstandelijke beperkingen, psychische stoornis door alcohol en overige psychische stoornis.
16. Bij de beoordeling of sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door eiseres overgelegde medische informatie betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt, net als de primaire verzekeringsarts, dat geen sprake is van een medisch novum. Eiseres is in 2007/2008 ook al gezien en toen was er ook al medische informatie voorhanden. Verder merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat de problematiek waar eiseres eerder mee bekend was, nog steeds speelt. Verder schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de nu genoemde extra diagnose PTSS niet maakt dat haar klachten en gepresenteerde beeld destijds anders was.
17. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van nieuwe medische feiten of veranderde omstandigheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de diagnose PTSS niet als nieuw feit hoeven aan te merken. Daarbij is van belang dat in 2007/2008 al werd uitgegaan van het bestaan van een psychotrauma, waarvoor beperkingen zijn aangenomen. Ook is toen al uitgegaan van zwakbegaafdheid, wat in het stuk van Fivoor is vermeld. Uit dit stuk volgt ook dat eiseres een paniekstoornis heeft. Daar is bij de eerdere beoordeling niet vanuit gegaan. Omdat uit het stuk van Fivoor niet blijkt dat de paniekstoornis ook speelde op de 18e verjaardag van eiseres (en 52 weken daarvoor), wordt de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd in het standpunt dat dit geen aanknopingspunt biedt om oordelen dat er meer of andere beperkingen aangenomen hadden moeten worden. De ingebrachte stukken maken duidelijk dat het de afgelopen jaren niet goed is gegaan met eiseres en dat zij daarvoor ook hulp heeft gezocht, maar dat is ook onvoldoende om te oordelen dat haar beperkingen destijds zijn onderschat. Dat geldt eveneens voor de informatie van Altrecht en de verklaring van haar vroegere docent/studentcoach over haar functioneren tijdens de opleiding. De medische gegevens die eiseres heeft overgelegd werpen geen ander licht op de destijds vastgestelde belastbaarheid.
18. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv heeft mogen weigeren om terug te komen van het eerdere besluit. In het beroepschrift staat wat eiseres de afgelopen jaren heeft doorgemaakt en hoe haar situatie is (geweest). Hierin ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep leidt de rechtbank af dat de problemen van eiseres, die uit de overgelegde stukken naar voren komen, zijn betrokken in de besluitvorming over het eerdere besluit.
Herziening voor de toekomst
19. De rechtbank overweegt dat uit de eerder genoemde uitspraak van de CRvB van 14 januari 2015 volgt dat de aanvrager bij een verzoek om herziening voor de toekomst feiten en omstandigheden moet aandragen die aanleiding geven tot een gunstiger besluit dan het eerdere besluit. Die feiten moeten (ook) zien op de oorspronkelijke beoordelingsdatum. Als het besluit destijds onjuist was, dan zou het niet eerlijk zijn als een aanvrager daardoor blijvend een uitkering misloopt. Er kan dan alsnog voor de toekomst een Wajong-uitkering toegekend worden. Als het besluit destijds niet onjuist was, dan is er ook geen reden voor herziening voor de toekomst.
20. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht ook geen aanleiding heeft gezien om voor de toekomst terug te komen van het besluit van 13 mei 2008, zodat eiseres ook vanaf het moment van de aanvraag van 14 juni 2021 geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Van belang hierbij is dat niet is gebleken dat het besluit van 13 mei 2008 onjuist is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt gevolgd in het standpunt dat de overgelegde medische informatie geen reden geeft om de destijds vastgestelde beperkingen van eiseres voor onjuist te houden. De rechtbank verwijst naar wat hiervoor is geoordeeld over het verzoek om herziening voor het verleden.
Toegenomen arbeidsongeschiktheid
21. Over het beroep van eiseres op de regeling voor toegenomen arbeidsongeschiktheid, overweegt de rechtbank dat deze regeling, zoals die ten tijde van de eerste aanvraag onder de Wajong 1998 gold, was neergelegd in artikel 19, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong 1998. Voor een succesvol beroep op die regeling was vereist dat de wachttijd was vervuld en betrokkene sinds zijn of haar zeventiende verjaardag dan wel met ingang van het relevante tijdstip in verband met scholing, gedurende 52 weken onafgebroken ongeschikt voor eigen arbeid was geweest. Onder de Wajong 2015 wordt die eis in artikel 1a:1, tweede lid, niet langer gesteld. De betreffende artikelen verschillen van inhoud en daarmee is het voor de aanvraag relevante recht gewijzigd. Daarom moet de onderhavige aanvraag voor zover die ziet op toegenomen arbeidsongeschiktheid worden aangemerkt als een nieuwe, onder de Wajong 2015 gedane aanvraag om toepassing van artikel 1a:1, tweede lid. De rechtbank verwijst hiervoor naar rechtspraak van de CRvB. [2]
22. Als de aanvraag als melding toegenomen arbeidsongeschiktheid moet worden aangemerkt, dan is van belang dat de aanvrager feiten of omstandigheden moet aandragen die deze aanvraag ondersteunen. Het Uwv zal moeten onderzoeken of er aanleiding bestaat in verband met toegenomen arbeidsongeschiktheid vanuit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de eerdere afwijzing, een uitkering toe te kennen, te heropenen of te herzien.
23. De rechtbank is het met de verzekeringsarts bezwaar en beroep eens dat eiseres niet met medische gegevens heeft onderbouwd dat haar beperkingen binnen vijf jaar na [geboortedatum] 2004 zijn toegenomen. In het rapport schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de ingebrachte informatie vooral van na 2009 is. Uit de ingebrachte medische stukken blijkt dat eiseres is 2013 in behandeling is gegaan en opgenomen is geweest. Zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht opmerkt, valt dit buiten de vijfsjaarstermijn. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep staat ook vermeld dat de primaire verzekeringsarts terecht heeft gesteld dat eiseres in staat is geweest om opleidingen af te ronden. In beroep benadrukt eiseres dat dat nooit zou zijn gelukt zonder hulp en begeleiding. Zij heeft dit onderbouwd met verklaringen van haar vroegere docent/studentcoach en stagebegeleider. De rechtbank overweegt dat deze constatering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen dragende overweging is geweest bij de heroverweging. Dat blijkt uit de opmerking van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat het voor de beoordeling niet echt relevant is of het afronden van opleidingen met moeite ging of niet.
Geen aanleiding deskundige in te schakelen
24. Eiseres heeft op de zitting verzocht om een deskundige in te schakelen. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding, omdat zij geen twijfel heeft over de juistheid van de medische beoordeling.

Conclusie en gevolgen

25. De conclusie is dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering krijgt.
26. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 19 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2225.