Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 339.000,-.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 8 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de waardering van een onroerende zaak voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, eigenaar van een woning in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] vastgestelde WOZ-waarde van € 339.000,- per 1 januari 2020. De heffingsambtenaar had deze waarde vastgesteld op basis van een taxatiematrix waarin de woning werd vergeleken met vier referentiewoningen die recentelijk waren verkocht. Eiser betwistte de vastgestelde waarde en voerde aan dat de woning in een slechte onderhoudstoestand verkeert en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de aanwezigheid van asbest.
De rechtbank heeft de zaak op 31 augustus 2022 behandeld. Eiser was niet aanwezig, maar zijn waarnemer was wel aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de referentiewoningen die in de taxatiematrix waren opgenomen, goed bruikbaar waren en dat de waarde van de woning in overeenstemming was met de waarde in het economisch verkeer. Eiser's argumenten over de onderhoudstoestand en de aanwezigheid van asbest werden niet overtuigend bevonden, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door rechter J.G. Nicholson en is openbaar uitgesproken op 9 september 2022. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.