In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 6 september 2022, gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. De eisers, een echtpaar, hebben in beroep geageerd tegen het besluit van 28 februari 2022, waarin hun bezwaar tegen de terugvordering van € 9.520,91 over de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 november 2016 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terugvordering is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, die bevestigde dat de bijstand van eisers terecht was ingetrokken over een bepaalde periode.
Eisers hebben aangevoerd dat er dringende redenen zijn om af te zien van de terugvordering, onder andere vanwege hun financiële situatie en medische omstandigheden. Ze hebben gesteld dat ze onder beschermingsbewind staan en dat hun schuldenproblematiek hen in een moeilijke positie plaatst. Daarnaast hebben ze medische stukken overgelegd die hun lichamelijke en psychische klachten documenteren, en die volgens hen een reden vormen om de terugvordering niet door te zetten.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door eisers aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor hen heeft. De rechtbank heeft benadrukt dat de terugvordering pas financiële gevolgen heeft bij de invordering en dat eisers bescherming genieten onder de regels van de beslagvrije voet. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.