ECLI:NL:RBMNE:2022:3596

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/1424
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstand en dringende redenen in bestuursrechtelijke context

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 6 september 2022, gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. De eisers, een echtpaar, hebben in beroep geageerd tegen het besluit van 28 februari 2022, waarin hun bezwaar tegen de terugvordering van € 9.520,91 over de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 november 2016 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terugvordering is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, die bevestigde dat de bijstand van eisers terecht was ingetrokken over een bepaalde periode.

Eisers hebben aangevoerd dat er dringende redenen zijn om af te zien van de terugvordering, onder andere vanwege hun financiële situatie en medische omstandigheden. Ze hebben gesteld dat ze onder beschermingsbewind staan en dat hun schuldenproblematiek hen in een moeilijke positie plaatst. Daarnaast hebben ze medische stukken overgelegd die hun lichamelijke en psychische klachten documenteren, en die volgens hen een reden vormen om de terugvordering niet door te zetten.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door eisers aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor hen heeft. De rechtbank heeft benadrukt dat de terugvordering pas financiële gevolgen heeft bij de invordering en dat eisers bescherming genieten onder de regels van de beslagvrije voet. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1424

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. G.J.A.M. Gloudi),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder

(gemachtigde: I. Badrising-Anroedh en M. de Roode).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder een bedrag van
€ 9.520,91 aan bijstand van eisers teruggevorderd over de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 november 2016
Bij besluit van 28 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2022 via Teams. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 10 augustus 2021 [1] staat in rechte vast dat verweerder terecht de bijstand van eisers heeft ingetrokken over de periode vanaf 1 mei 2016 tot en met 23 mei 2017.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eisers over de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 november 2016 een te hoog bedrag aan bijstand hebben ontvangen. Verweerder vordert daarom een bedrag van € 9.520,91 terug [2] . Volgens verweerder is niet gebleken van dringende redenen [3] om af te zien van de terugvordering.
3. Eisers voeren in beroep aan dat wel sprake is van dringende redenen om af te zien van de terugvordering. Volgens eisers moet er in het licht van de toeslagenaffaire coulanter worden gekeken naar hun bijzondere omstandigheden. Er moet meer maatwerk geleverd worden. Er is volgens eisers in dit geval onvoldoende rekening gehouden met hun individuele bijzondere omstandigheden. Eisers wijzen erop dat zij een schuldenproblematiek hebben, waardoor zij al jaren onder beschermingsbewind staan. Eisers zullen door hun schuld nog meer dan tien jaar in een aflossingstraject zitten. Ook stellen eisers dat hun medische situaties aanleiding geven om dringende redenen aan te nemen. In beroep hebben eisers diverse medische stukken overgelegd, waaruit blijkt dat zij klachten hebben. Eisers ontvangen € 80,- aan leefgeld per maand en kunnen hiermee hun behandeling bij [bedrijf] in Almere niet meer betalen.
4. Gelet op vaste jurisprudentie van de CRvB doen dringende redenen in vorenbedoelde zin zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken. [4] De rechtbank ziet in de toeslagenaffaire geen aanleiding om te oordelen dat er van deze vaste jurisprudentie dient te worden afgeweken.
Financiële omstandigheden
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de financiële omstandigheden van eisers geen aanleiding hoeven zien om dringende redenen aan te nemen. Hierbij is van betekenis dat een besluit tot terugvordering pas financiële gevolgen heeft bij de invordering. Van een invordering is op dit moment geen sprake. Daar komt bij dat eisers bij de invordering als schuldenaar de bescherming van de regels over de beslagvrije voet hebben [5] .
Medische omstandigheden
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook in de door eisers aangevoerde medische omstandigheden geen dringende redenen hoeven aan te nemen. Uit de door eisers overgelegde medische stukken blijkt dat zij lichamelijke en psychische klachten hebben. Uit de medische stukken blijkt dat de psychische klachten met name verband houden met een mishandeling van eiser en de vlucht van eisers uit Irak. Uit de stukken blijkt niet dat de klachten van eisers verband houden met het terugvorderingsbesluit. In zoverre kan dan ook niet worden gesteld dat de terugvordering onaanvaardbare sociale gevolgen voor eisers heeft.
Conclusie
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle aangevoerde omstandigheden van eisers heeft betrokken bij de belangenafweging. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van dringende redenen om af te zien van de terugvordering.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 september 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

2.Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet (Pw).
3.Op grond van artikel 58, achtste lid, van de Pw.
4.Zie b.v. de uitspraak van de CRvB van 19 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1681.
5.Als neergelegd in de artikelen 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.