Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [locatie] (verweerder)
Waar gaat deze zaak over?
Beoordeling door de rechtbank
voor zover nietuit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval artikel 3 van de Awir zich verzet tegen een belangenafweging. Dit artikel is namelijk dwingendrechtelijk van aard en biedt dan ook geen ruimte voor de Belastingdienst om te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel of om een belangenafweging te maken. Bovendien heeft de wetgever – zoals gezegd – bij de vormgeving van het begrip toeslagpartner bewust gekozen voor een regeling waarbij op grond van objectiveerbare gegevens door de Belastingdienst kan worden vastgesteld of een belanghebbende een partner heeft. [8] Hierbij is duidelijkheid en uniformiteit van groot belang. Daarmee verdraagt zich niet de mogelijkheid dat op basis van evenredigheid het begrip toeslagpartner anders kan luiden dan dat in de wetgeving staat of dat de Belastingdienst – ondanks dat twee personen toeslagpartners zijn op grond van de wet – toch alleenstaande ouderkop toekent.