ECLI:NL:RBMNE:2022:3471

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
22/1247
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van een zorgvuldigheidsonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WIA-uitkering ontvangt, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres was sinds 30 juli 2019 ziek en ontving vanaf 27 juli 2021 een WIA-uitkering, waarbij zij voor 74,24% arbeidsongeschikt was verklaard. Het Uwv had het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres. Tijdens de zitting op 30 juni 2022, die via een Teams-beeldverbinding plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar echtgenoot, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat de verzekeringsarts een te rooskleurig beeld schetste van haar situatie en dat er sprake was van cognitieve stoornissen, zorgvuldig overwogen. Eiseres voerde aan dat de verzekeringsarts de medische rapportages van andere specialisten, zoals de neuropsycholoog en de bedrijfsarts, niet correct had geïnterpreteerd. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat hun rapportages geen inconsistenties vertoonden. De rechtbank concludeerde dat de beperkingen die aan eiseres waren opgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) juist waren vastgesteld.

De rechtbank wees de stelling van eiseres dat de geduide functies niet geschikt waren af, en oordeelde dat er geen medische gronden waren om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies die het Uwv had voorgesteld. De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was om de aan haar voorgehouden voorbeeldfuncties te verrichten, ondanks het risico op 'bore-out'. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1247

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(het Uwv), verweerder

(gemachtigde: J. Swart).

Procesverloop

Eiseres was laatstelijk werkzaam als projectmanager bij het [organisatie] . Met ingang van 30 juli 2019 is eiseres ziekgemeld.
Bij besluit van 2 augustus 2021 is aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend vanaf 27 juli 2021. Eiseres is voor 74,24 % arbeidsongeschikt verklaard.
Bij besluit van 24 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2022 door middel van een Teams-beeldverbinding. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het UWV heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres vanaf 27 juli 2021 een WIA-uitkering krijgt en dat zij 74,24 % arbeidsongeschikt is. Daarbij heeft het UWV zich gebaseerd op medische en arbeidsdeskundige rapportages.
2. Eiseres voert in beroep aan dat de verzekeringsarts een te rooskleurig dagverhaal beschrijft. Volgens eiseres is zij niet in staat om 6 uur per dag/ 30 uur per week in loondienst werkzaamheden te verrichten. Er is sprake van cognitieve stoornissen. De conclusie van de verzekeringsarts staat haaks op de conclusies van de neuropsycholoog, de revalidatiearts en de bedrijfsarts. Volgens eiseres vindt de bedrijfsarts in 2021 dat de maximale belasting voor werk 8-12 uur per week mag zijn. Eiseres wijst op de beschikbare informatie van de bedrijfsarts in de stukken. Eiseres vindt dat daarom een grotere urenbeperking aangewezen is. Verder heeft eiseres, ter onderbouwing van haar medische klachten, een rapport neuropsychologisch onderzoek van 13 april 2022 overgelegd. Hieruit blijkt volgens eiseres dat de door het UWV gestelde belastbaarheid onhoudbaar is.
Toetsingskader betwisten medische rapportage
3. Aan rapportages opgesteld door een (bezwaar)verzekeringsarts komt, indien deze rapportages op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen inconsistenties bevatten en concludent zijn een bijzondere waarde toe in die zin, dat het Uwv zijn besluiten omtrent de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene op dit soort rapportages mag baseren. Dit betekent echter niet dat deze rapportages en het daarop gebaseerde besluit in beroep of in hoger beroep niet aantastbaar zijn. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsistenties bevatten, niet concludent zijn, dan wel dat de in de rapportages gegeven beoordeling onjuist is. Het aannemelijk maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsistenties bevatten, dan wel niet concludent zijn, kan geschieden door niet medisch geschoolden. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een regulier medicus noodzakelijk [1] .
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
4. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsartsen dossierstudie hebben verricht en dat zij alle beschikbare informatie uit de behandelend sector in hun beoordeling hebben betrokken. Op 25 juni 2021 heeft een fysiek spreekuur plaatsgevonden. Uit het medisch rapport van de verzekeringsarts van 15 juli 2021 blijkt dat de door eiseres genoemde informatie van de bedrijfsarts uit 2021 betrokken is. In het medisch rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 november 2021 wordt overwogen dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel. Uit het medisch rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 juni 2022 blijkt dat rekening is gehouden met het rapport neuropsychologisch onderzoek van 13 april 2022. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een zorgvuldig medisch onderzoek.
Medische beoordeling
5. De rechtbank ziet -anders dan eiseres- geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres onjuist hebben vastgesteld. Zij legt dat hierna uit.
6. In het medisch rapport van 15 juli 2021 concludeert de verzekeringsarts dat een medische onderbouwing voor een grote urenbeperking ontbreekt maar dat zij een afgenomen energetische capaciteit plausibel acht bij door eiseres ervaren snelle mentale ‘overprikkeling’. Daarom is eiseres voor maximaal 6 uur per dag/30 uur per week belastbaar in passende werkzaamheden.
7. In het medisch rapport van 17 juni 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd beargumenteerd dat het rapport neuropsychologisch onderzoek van 13 april 2022 geen aanleiding geeft om de eerdere visie te herzien. Volgens de verzekeringsarts past de opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zeer goed bij de verrichtte neuropsychologische onderzoeken. Ten aanzien van de urenrestrictie merkt de verzekeringsarts op dat er in arbeid, waarbij er rekening wordt gehouden met de beperkingen die er bij belanghebbende zijn, geen aanspraak wordt gedaan op haar beperkingen waardoor ook de versnelde vermoeidheid niet valt te verwachten. Er is daarnaast ook nog rekening gehouden met een verhoogde recuperatietijd bij een versnelde vermoeidheid door een urenrestrictie aan te nemen waarbij belanghebbende niet in de nacht kan werken en niet meer dan 6 uur per dan en 30 uur per week arbeid kan verrichten. De rechtbank kan deze uitleg volgen.
8. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis toekomen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de medische rapporten dat voldoende rekening is gehouden met de beperkingen die zij heeft. De rechtbank heeft in de beschikbare medische informatie geen steun gevonden voor de stelling van eiseres dat zij als gevolg van een medische oorzaak minder belastbaar voor werk is. Zo staat vermeld in het door eiseres overgelegde rapport neuropsychologisch onderzoek van 13 april 2022 dat het lastig is om op basis van de onderzoeksbevindingen een concrete vertaalslag te maken naar de algemene (duur)belastbaarheid in het dagelijks leven. De rechtbank ziet in dit rapport geen aanwijzingen dat de belastbaarheid van eiseres is overschat.
9. De omstandigheid dat de bedrijfsarts heeft geoordeeld dat in de praktijk is gebleken dat meer dan 2-3 uur per dag passende activiteiten in een rustige omgeving niet mogelijk is, geeft evenmin aanleiding om tot een ander oordeel te komen. De verzekeringsarts is
bij het in kaart brengen van de beperkingen in de FML niet gehouden tot een bijzondere motivering in het geval deze vastlegging een andere uitkomst heeft dan een door de bedrijfsarts opgestelde FML. Dit volgt uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep [2] . Hierbij komt dat een bedrijfsarts de re-integratiemogelijkheden van de betrokkene in kaart brengt en dus een ander doel heeft dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA.
10. Dit betekent dat de beperkingen ten aanzien van arbeid die voor eiseres zijn opgenomen in de FML juist zijn vastgesteld.
Arbeidskundige beoordeling
11. Eiseres voert in beroep aan dat de geduide functies niet geschikt zijn. Er bestaat, blijkens het rapport neuropsychologisch onderzoek van 13 april 2022, een verhoogd risico op ‘bore-out’ als gevolg van onvoldoende afwisseling en intellectuele uitdaging.
12. Nu de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 21 januari 2022 heeft beoordeeld welke functies op basis van de FML geschikt zijn voor eiseres. Met de aangenomen beperkingen moet eiseres in staat worden geacht om de door haar geduide (voorbeeld)functies te verrichten. In het rapport neuropsychologisch onderzoek van 13 april 2022 wordt gewezen op een verhoogd risico op ‘bore-out’( de rechtbank begrijpt: onderbelasting). De neuropsycholoog vraagt zich af of eiseres, gezien haar bovengemiddelde opleidings- en denkniveau, alsook haar sterke gerichtheid op nieuwe prikkels en ideeën, überhaupt ingezet zou moeten worden in seriematig productiewerk, omdat er dan sprake is van een verhoogd risico op ‘bore-out’ als gevolg van onvoldoende afwisseling en intellectuele uitdaging. De rechtbank is van oordeel dat dit een onzekere toekomstige gebeurtenis betreft en dat bovendien niet gezegd kan worden dat eiseres medisch gezien niet in staat is om de geduide functies te verrichten. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor twijfel aan de arbeidskundige beoordeling. Zij vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 oktober 2018 [3] . In die uitspraak werd een beroep op ‘bore out’ evenmin gehonoreerd. Dat betekent dat eiseres in staat wordt geacht de aan haar voorgehouden voorbeeldfuncties te kunnen verrichten.
Conclusie
13. Het Uwv heeft terecht bepaald dat eiseres vanaf 27 juli 2021 voor 74,24% arbeidsongeschikt is.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
29 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4008).
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 27 september 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:294).
3.Zie de uitspraak van 18 oktober 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3209).