ECLI:NL:RBMNE:2022:3435
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsrecht en aanmerkingen op inkomsten uit derden
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin het recht op bijstand op basis van de Participatiewet werd ingetrokken en een bedrag van € 2.205,76 werd teruggevorderd. Het bestreden besluit, dat op 29 november 2021 werd genomen, verklaarde het bezwaar van eiseres tegen het intrekken van de bijstand gegrond, maar herzag het recht op bijstand over de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 mei 2021, waardoor het terug te vorderen bedrag werd verlaagd naar € 1.391,86.
Tijdens de zitting op 18 augustus 2022 was eiseres niet aanwezig, en de rechtbank heeft onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de ontvangen bedragen van derden, in dit geval van de heer [naam 1], terecht als inkomen zijn aangemerkt en in mindering zijn gebracht op de bijstandsuitkering. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat deze bedragen niet als inkomsten konden worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de bijschrijvingen van [naam 1] een terugkerend karakter hadden en dat eiseres niet kon aantonen dat deze niet bestemd waren voor haar noodzakelijke bestaanskosten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg in haar verzoek om herziening van de bijstandsverlening.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bijstandsontvangers om aan te tonen dat ontvangen bedragen niet als inkomen moeten worden aangemerkt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.