ECLI:NL:RBMNE:2022:3283

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 21/3693
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na eerstejaars beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiseres. Eiseres, die sinds 30 september 2019 ziek was, ontving een ZW-uitkering die per 3 november 2020 door verweerder werd beëindigd. Verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, stelde dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 22 juli 2021, waarin het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond werd verklaard.

Tijdens de zitting op 12 augustus 2022, die hybride werd gehouden, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. Eiseres betoogde dat haar klachten en beperkingen niet goed waren vastgesteld en dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten van eiseres adequaat had onderzocht en dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet onzorgvuldig of onjuist was.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts en heeft het verzoek van eiseres om een deskundigenonderzoek afgewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 3 november 2020 rechtmatig was. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3693

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde-partij]

(gemachtigde: mr. drs. C.L. Schuren).

Procesverloop

Met het besluit van 2 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) wordt beëindigd per 3 november 2020.
Met het besluit van 22 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met de brief van 7 februari 2022 heeft de rechtbank op een bepaald punt vragen gesteld aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit was relatief kort voor de aanvankelijk geplande zitting van 17 februari 2022. Daarom is deze zitting in overleg met partijen verplaatst naar 12 augustus 2022. Op laatstgenoemde datum heeft een hybride zitting plaatsgevonden. Eiseres, haar partner en de gemachtigde van eiseres waren fysiek aanwezig, evenals de gemachtigde van verweerder. De gemachtigde van de derde-partij heeft via een beeldverbinding deelgenomen.

Overwegingen

Geheimhouding
1. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de derde-partij te verstrekken. Om die reden beperkt de rechtbank de motivering van haar oordeel, voor zover dat nodig is om te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden.
Inleiding
2. Eiseres is op 30 september 2019 uitgevallen door ziekte in haar functie van medewerker amusementcenter bij de derde-partij. Zij heeft om deze reden een uitkering op grond van de ZW gekregen. In het kader van de zogenoemde eerstejaars ZW-beoordeling heeft verweerder op basis van een verzekeringsgeneeskundig- en een arbeidskundig onderzoek beoordeeld wat eiseres nog kan verdienen. De uitkomst hiervan is volgens verweerder dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Om deze reden is haar ZW-uitkering beëindigd per 3 november 2020. Het bezwaar hiertegen heeft verweerder met het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Inhoud bestreden besluit (in essentie weergegeven)
3. Verweerder stelt dat eiseres geen recht meer heeft op een ZW-uitkering per 3 november 2020. Zij was op dat moment namelijk langer dan één jaar ziek en dan geldt dat enkel recht bestaat op deze uitkering als de belanghebbende 65% of minder kan verdienen van het loon dat hij of zij verdiende voorafgaand aan de ziekte. Dit heet het maatmanloon.
4. De verzekeringsarts heeft de klachten en beperkingen van eiseres onderzocht en vastgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de mogelijkheden voor eiseres om te werken juist zijn vastgesteld. De arbeidsdeskundige heeft in kaart gebracht welke voorbeeldfuncties eiseres nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft dit grotendeels gevolgd, behalve daar waar het gaat om de functie productiemedewerker kartonnage. Deze functie kan eiseres niet uitvoeren. Op basis van de overige voorbeeldfuncties komt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep tot de conclusie dat eiseres 100% van het maatmanloon kan verdienen.
Standpunt derde-partij (in essentie weergegeven)
5. De derde-partij kan zich vinden in het bestreden besluit en vindt dat er geen reden is te twijfelen aan het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De reden is onder meer dat eiseres haar standpunt dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat, niet met nieuwe medische gegevens heeft onderbouwd.
Standpunt eiseres (in essentie weergegeven)
6. Eiseres vindt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig heeft plaatsgevonden, omdat niet direct informatie is ingewonnen bij de behandelend specialisten. Ook heeft het verzekeringsgeneeskundig onderzoek grotendeels telefonisch plaatsgevonden. Als gevolg hiervan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bepaalde signalen van eiseres niet kunnen waarnemen.
7. Ook stelt eiseres dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat en dat zij (volledig) arbeidsongeschikt is. Eiseres noemt een heel aantal items in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), waarop naar zij stelt haar belastbaarheid wordt overschreden. Tijdens het onderzoek is niet alles volledig in kaart gebracht. Weliswaar is gekeken naar de behandeling voor een bepaalde aandoening, maar de nabehandeling en de status hiervan zijn niet meegenomen.
8. Doordat eiseres de medische beoordeling onjuist acht, vindt zij ook dat zij de geduide functies niet kan uitvoeren. Zij gaat hierbij concreet in op de functie textielproductenmaker (111160), inpakker handmatig (111190), assemblagemedewerker elektrotechnische producten (267041) en medewerker tuinbouw planten, bloemen, vruchten (111010).
9. Tijdens de zitting heeft eiseres de rechtbank verzocht een deskundige, een verzekeringsarts, te benoemen om onafhankelijk onderzoek uit te voeren.

Beoordeling door de rechtbank

10. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de ZW-uitkering van eiseres, gezien het specifieke toetsingskader dat geldt voor een eerstejaars ZW-beoordeling, terecht is beëindigd per 3 november 2020 (de datum in geding).
Toetsingskader
11. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit. [1]
Zorgvuldigheid van de besluitvorming
12. De rechtbank overweegt dat eiseres niet concreet noemt welke behandelaar niet zou zijn geraadpleegd. Uit het rapport van 8 juli 2021 blijkt wel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie verkregen heeft van de behandelend sector en deze in de heroverweging heeft betrokken. Deze gegevens worden op pagina 4 van het rapport helder weergegeven. Hier is dus in ieder geval in de bezwaarfase duidelijk rekening mee gehouden. Ook is de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar nadere rapport van 24 maart 2022 nog ingegaan op de later overgelegde brief van de behandelaar. Daarnaast is de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 25 juli 2022 nog onderbouwd ingegaan op de nadere beroepsgronden. De enkele omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet in persoon heeft gezien, maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. [2] Daarbij is ter zitting naar voren gebracht dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de ingebrachte punten benoemt, maar hier geen nadere beperkingen aan verbindt. Het geschil richt zich dus niet zozeer op dat een klacht gemist zou zijn, maar meer op de mate waarin de klachten zijn vertaald naar beperkingen. De nadruk ligt met andere woorden meer op de waardering van de verkregen informatie in relatie tot functionele mogelijkheden. De beroepsgronden over de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek slagen daarom niet.
Medische grondslag bestreden besluit
13. Eiseres noemt in de beroepsgronden enkele specifieke klachten die volgens haar niet zijn onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat echter op deze klachten in op pagina 5 van het rapport van 8 juli 2021. Zij haalt hierbij het onderzoek aan dat op 29 juni 2021 heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft zij een nadere beschouwing van de klachten opgenomen in het rapport van 6 oktober 2021.
14. Ook noemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep de aandoeningen op een ander vlak die eiseres vermeldt in haar beroepsgronden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep noemt in het rapport van 8 juli 2021 (bladzijde 2 bovenaan) de eerdere behandeling voor deze aandoening en ook de op dat moment nog lopende behandeling. De rechtbank heeft in de brief van 7 februari 2022 vragen gesteld in verband met een bepaalde diagnose op dit vlak, in welk verband relatief kort voor de datum in geding nog een behandeling is gestart (19 oktober 2020). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze vragen in het rapport van 24 maart 2022 beantwoord. Zij benoemt de al aangenomen beperkingen in de FML. Hiermee verduidelijkt zij dat de door de behandelaar beschreven ervaren klachten die passen bij de gestelde diagnose worden ondervangen (zie de brief van 4 mei 2021). Ook wijst zij erop dat de diagnose met name van belang is voor de in te stellen behandeling en niet zozeer leidend voor de vast te stellen beperkingen. Daarna heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 25 juli 2022 nog gereageerd op de nadere beroepsgronden van 11 juli 2022. De rechtbank volgt verweerder en ziet in hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht geen aanleiding de medische grondslag van het bestreden besluit onzorgvuldig of onjuist te achten.
Arbeidskundige grondslag bestreden besluit
15. In lijn met het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding aan te nemen dat de (medische) belastbaarheid van eiseres in de geduide functies wordt overschreden. Daarbij heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voor de opgekomen signaleringen een motivering opgenomen.
Gevraagd deskundigenonderzoek
16. De rechtbank ziet, op grond van het voorgaande, geen aanleiding voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres heeft geen stukken overgelegd waaruit volgt dat aanwezige klachten rond de datum in geding gemist zijn, of waaruit een tegenstrijdigheid met de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt. De rechtbank wijst daarom het verzoek van eiseres om een deskundigenonderzoek af.
Conclusie
17. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
18. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 13 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1545 r.o. 4.1.
2.Uitspraak van de Raad van 13 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:72 r.o. 4.3.3.