ECLI:NL:RBMNE:2022:3283
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na eerstejaars beoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiseres. Eiseres, die sinds 30 september 2019 ziek was, ontving een ZW-uitkering die per 3 november 2020 door verweerder werd beëindigd. Verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, stelde dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 22 juli 2021, waarin het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond werd verklaard.
Tijdens de zitting op 12 augustus 2022, die hybride werd gehouden, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. Eiseres betoogde dat haar klachten en beperkingen niet goed waren vastgesteld en dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten van eiseres adequaat had onderzocht en dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet onzorgvuldig of onjuist was.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts en heeft het verzoek van eiseres om een deskundigenonderzoek afgewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 3 november 2020 rechtmatig was. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.