ECLI:NL:RBMNE:2022:3065
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid burgemeester bij last onder dwangsom en strijd met détournement de pouvoir
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de burgemeester van de gemeente Utrecht. De burgemeester had aan de eiser een last onder dwangsom opgelegd op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd gesteld dat de eiser betrokken was bij drugshandel. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij de burgemeester zich baseerde op informatie die op 3 april 2021 was verzameld. De eiser werd op dat moment betrapt met cocaïne, mobiele telefoons en contant geld, wat leidde tot de conclusie dat hij zich mogelijk bezighield met drugshandel. De burgemeester oordeelde dat er sprake was van een overtreding van artikel 2:45 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en legde een last onder dwangsom op van € 5.000 per overtreding, met een maximum van € 20.000.
De eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing en stelde dat de burgemeester niet bevoegd was om deze last op te leggen, en dat er sprake was van détournement de pouvoir. De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester wel degelijk bevoegd was en dat de informatie van de politie gebruikt mocht worden voor bestuursrechtelijke handhaving. De rechtbank verwierp ook het argument van de eiser dat er onvoldoende bewijs was voor de overtreding, en concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid de last onder dwangsom had kunnen opleggen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de burgemeester's beslissing om de last op te leggen werd bevestigd. De eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.