ECLI:NL:RBMNE:2022:3003

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
21/2696 en 21/2697
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van Wajong-uitkering na schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2022 uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van de Wajong-uitkering van eiser door het Uwv. Eiser ontving sinds 14 april 1986 een Wajong-uitkering, maar het Uwv heeft deze per 20 juni 2012 ingetrokken en een bedrag van € 118.786,36 teruggevorderd. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen relevante informatie over zijn inkomen te verstrekken. Eiser had meerdere ondernemingen en ontving inkomsten, maar meldde deze niet aan het Uwv. De rechtbank stelt vast dat het Uwv de Wajong-uitkering niet al vanaf 20 juni 2012 mocht intrekken, maar pas vanaf 23 juli 2012, de datum waarop eiser als bestuurder van een onderneming in de KvK is ingeschreven. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het Uwv voor wat betreft de datum van intrekking en de terugvordering, en draagt het Uwv op om een nieuw besluit te nemen. Eiser krijgt recht op proceskostenvergoeding van € 2.277,- en het griffierecht van € 98,- wordt vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/2696 en UTR 21/2697

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1.1.
Eiser kreeg vanaf 14 april 1986 een uitkering op grond van (de voorloper van) de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.2.
Op 3 februari 2020 heeft het Uwv eiser per aangetekende brief verzocht om uiterlijk op 24 februari 2020 de administratie toe te sturen over de periode van 1 januari 2015 tot
1 januari 2020 van de ondernemingen: [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , [bedrijf 6] en [bedrijf 7] . Het Uwv heeft deze brief onbestelbaar retour ontvangen.
1.3.
Op 25 februari 2020 heeft het Uwv eiser nogmaals per aangetekende brief verzocht om op uiterlijk 10 maart 2020 de administratie van deze ondernemingen toe te sturen.
1.4.
In een brief van 6 maart 2020 heeft het Uwv de afspraken vastgelegd die op
2 maart 2020 in een telefoongesprek met eiser zijn gemaakt. Eiser heeft tot 10 april 2020 de gelegenheid gekregen om de gevraagde informatie te verstrekken.
1.5.
Op 7 april 2020 heeft eiser gegevens opgestuurd. Deze gegevens waren niet compleet. Daarom heeft het Uwv eiser op 15 april 2020 per brief in de gelegenheid gesteld om zijn volledige administratie over 2015 tot en met 2019 uiterlijk voor 1 mei 2020 naar het Uwv te sturen. Op 29 april 2020 heeft de toenmalige advocaat van eiser aan het Uwv laten weten dat er van het bedrijf [bedrijf 7] & [bedrijf 6] alleen een aangifte omzetbelasting eerste kwartaal 2020 is en dat dit een nul aangifte is. Eiser kan daarom geen in- en verkoopfacturen overleggen, aldus de advocaat. Op 6 mei 2020 heeft het Uwv eiser in een e-mailbericht aan de advocaat nogmaals de kans gegeven om de administratie op te sturen. Eiser kreeg daarvoor tot 14 mei 2020 de tijd. In een e-mail van 13 mei 2020 heeft de advocaat aan het Uwv geschreven dat eiser alles wat er is al heeft verstrekt. De ondernemingen zijn niets meer dan een inschrijving in de KvK, aldus de advocaat.
1.6.
Het Uwv heeft op 30 juni 2020 een rapport opgemaakt over de ondernemingen waarbij eiser volgens het Uwv betrokken is (geweest).
1.7.
Tijdens een gesprek op 8 juli 2020 heeft het Uwv eiser nogmaals gevraagd om de ontbrekende informatie aan het Uwv te geven. Dit is niet gebeurd. Op 29 juli 2020 heeft het Uwv een onderzoeksrapport handhaving themaonderzoek opgemaakt Vervolgens heeft het Uwv de Wajong-uitkering van eiser bij besluit van 24 september 2020 (het primaire besluit 1) per 20 juni 2012 ingetrokken.. Bij besluit van 29 september 2020 (het primaire besluit 2) heeft het Uwv een bedrag van € 118.786,36 aan Wajong-uitkering over de periode van 20 juni 2012 tot en met 31 augustus 2020 teruggevorderd.
1.8.
Op 14 september 2020 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden eiser vrijgesproken van betrokkenheid bij hennepteelt.
1.9.
Bij besluit van 1 oktober 2020 heeft het Uwv een bedrag van netto € 116.941,76 van eiser ingevorderd.
1.10.
Op 11 oktober 2020 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen beide primaire besluiten. Op 26 november 2020 heeft eiser aanvullende bezwaargronden ingediend.
1.11.
Op 25 februari 2021 heeft eiser de volgende stukken aan het Uwv gestuurd:
  • verklaringen geregistreerd inkomen van de Belastingdienst over de jaren 2015-2019;
  • een wijzigingsformulier waarin eiser aan het Uwv meldt dat hij per 1 februari 2014 in loondienst gaat werken bij [bedrijf 8] ;
  • een onderzoek van Verius Finance van 16 februari 2021 met betrekking tot de bedragen die eiser heeft onttrokken aan [bedrijf 8] ;
  • uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) met betrekking tot de volgende ondernemingen: [bedrijf 9] , [bedrijf 10] , [bedrijf 11] , [bedrijf 5] , [bedrijf 12] , [bedrijf 2] ;
  • een wijzigingsformulier waarin [A] de eenmanszaak [bedrijf 5] per
1 februari 2018 opheft;
- het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 september 2020 waarbij eiser is vrijgesproken van betrokkenheid bij een hennepteelt.
1.12.
Vervolgens heeft het Uwv met de besluiten van 17 mei 2021 (het bestreden besluit 1) en 18 mei 2021 (het bestreden besluit 2) het bezwaar tegen de primaire besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
1.13.
De rechtbank heeft de beroepen op de zitting van 17 juni 2022 gevoegd en als zodanig behandeld. De gemachtigde van het Uwv heeft aan de zitting deelgenomen. Eiser was niet aanwezig.
Grondslag van de bestreden besluiten en beoordelingskader
2.1.
Het Uwv heeft de Wajong-uitkering van eiser per 20 juni 2012 ingetrokken omdat eiser zich niet aan de inlichtingenplicht heeft gehouden. De inlichtingenplicht houdt kort gezegd in dat eiser, uit zichzelf en op verzoek van het Uwv, alle informatie aan het Uwv moet verstrekken waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die informatie van invloed kan zijn op het recht op een Wajong uitkering of de hoogte daarvan. [1]
2.2.
Het Uwv stelt zich op het standpunt dat het niet meer mogelijk is om vast te stellen of eiser nog recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat eiser niet alle relevante informatie over zijn inkomen aan het Uwv heeft verstrekt. De wet bepaalt dat het Uwv in dat geval de uitkering van eiser moet intrekken en het teveel betaalde bedrag moet terugvorderen. [2] Om die reden heeft het Uwv eisers Wajong-uitkering ingetrokken per 20 juni 2012 en vordert hij het teveel betaalde bedrag van € 118.786,36 bruto over de periode van 20 juni 2012 tot en met 31 augustus 2020 terug van eiser.
Beroepsgrond
3. Eiser voert aan dat het Uwv van terugvordering had moeten afzien omdat het hem niet redelijkerwijs duidelijk was of kon zijn dat hem ten onrechte een te hoog bedrag aan Wajong-uitkering werd verstrekt. Hij wijst hierbij op artikel 3 van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (beleidsregels). Naar de rechtbank begrijpt voert eiser hiermee aan dat de
intrekkingvan de Wajong-uitkering niet met terugwerkende kracht kon plaatsvinden. In artikel 3 van de beleidsregels staat namelijk dat een uitkering met terugwerkende kracht wordt ingetrokken als er door toedoen van de ontvanger (eiser) teveel uitkering is betaald, [3] maar dat van intrekking met terugwerkende kracht wordt afgezien als het iemand redelijkerwijs niet duidelijk was of kon zijn dat hij teveel uitkering ontving. [4] Eiser heeft de inlichtingenplicht uit de Wajong zo begrepen dat hij inkomen moet melden die van invloed kan zijn op de hoogte van de Wajong-uitkering. Omdat hij geen inkomen uit de ondernemingen heeft verkregen, dacht hij dat het Uwv niet geïnformeerd hoefde te worden.
Beoordeling
4. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [5] rust bij een belastend besluit tot intrekking of herziening met terugwerkende kracht en tot terugvordering van wat aan uitkering is betaald, op het Uwv de verplichting om niet alleen de feiten te stellen waarop hij het bestreden besluit doet steunen, maar ook - in geval van betwisting - die feiten aannemelijk te maken. Het Uwv heeft de bestreden besluiten gebaseerd op de informatie uit het rapport ondernemingen van 30 juni 2020 en het rapport handhaving themaonderzoek van 29 juli 2020 (de rapporten). De rechtbank vindt dat het Uwv hiermee aannemelijk heeft gemaakt dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden en dat het recht van eiser op een Wajong-uitkering daardoor niet valt vast te stellen. Het Uwv moest eisers Wajong uitkering intrekken en de teveel betaalde uitkering terugvorderen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt. Zij zal eerst bespreken wat er – voor zover relevant – in de rapporten staat en daarna welke conclusie zij daaraan verbindt.
De rapporten
5. In het rapport ondernemingen worden de volgende ondernemingen genoemd waarbij eiser volgens het Uwv vanaf 20 juni 2012 betrokken is geweest en ten behoeve waarvan financiële transacties hebben plaatsgevonden waar eiser of zijn ondernemingen aan te relateren zijn:
  • [bedrijf 13] ;
  • [bedrijf 8] ;
  • [bedrijf 10] ;
  • [bedrijf 14] ;
  • [bedrijf 12] ;
  • [bedrijf 15] ;
  • [bedrijf 3] ;
  • [bedrijf 2] ;
  • [bedrijf 4] ;
  • [bedrijf 16] ;
  • [bedrijf 17] ;
  • [bedrijf 6] ;
  • [bedrijf 6] / [bedrijf 7] .
6. In het rapport staat, voor zover relevant, dat eiser vanaf 23 juli 2012 tot 2 april 2019 bestuurder was van de [bedrijf 8] , dat hij vanaf 5 juni 2015 tot 1 april 2018 eigenaar en (later) bestuurder was van [bedrijf 2] en van 11 december 2017 tot 1 februari 2018 bestuurder van [bedrijf 4]
7. Verder staan in het rapport transacties beschreven van en tussen de verschillende ondernemingen. Die transactie zijn gebaseerd op bankgegevens van de betreffende ondernemingen en bankgegevens van eiser zelf. De bankrekeningnummers waar het om gaat staan vermeld in het rapport. In het rapport handhaving themaonderzoek staat ook een overzicht van de verschillende bankrekeningen en de rekeninghouder die daarbij hoort.
8. Op de bankrekening van [bedrijf 8] zijn onder meer geldbedragen bij- en afgeschreven door en naar [bedrijf 2] en privérekeningen van eiser. In het rapport handhaving themaonderzoek is dit nader gespecificeerd. Daarin staat onder meer dat op de bankrekening van [bedrijf 8] is een totaalbedrag van € 3.048.692,26 is bijgeschreven, onder andere afkomstig uit PGB/AWBZ, contante stortingen en huurontvangsten. Er werd in totaal € 3.063.259,43 afgeschreven door onder andere contante opnames, huurbetalingen en overboekingen naar eiser.
9. Over [bedrijf 2] staat in het rapport ondernemingen vermeld dat de bankrekeningen van deze onderneming onder meer werden gebruikt voor persoonlijke opnames van eiser. Op de bankrekening van [bedrijf 4] is tussen 10 januari 2018 en 18 september 2019 € 618.315,80 bij- en afgeschreven door huuropbrengsten, PGB-gelden, leningen en contante stortingen en opnames. [bedrijf 4] heeft onder meer betalingen ontvangen van [bedrijf 16] / [bedrijf 17] , een onderneming waarvan [B] op dat moment bestuurder en enig aandeelhouder was. Het Uwv heeft op de zitting toegelicht dat [B] de ex is van eiser.
10. In het rapport handhaving themaonderzoek staat dat eiser bij het aangaan van de huur van woningen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met [bedrijf 14] heeft verstrekt aan de verhuurder, waarin onder meer is opgenomen dat eiser vanaf 1 februari 2017 is aangesteld als commercieel manager voor 40 uur per week tegen een salaris van € 4.600,- bruto per maand. Er wordt ook een auto ter beschikking gesteld door de onderneming.
De conclusie van de rechtbank naar aanleiding van de rapporten
11. Eiser heeft de inhoud van de rapporten in beroep niet weersproken, en de rechtbank heeft ook geen aanleiding om aan de juistheid van de rapporten te twijfelen.
De rechtbank vindt dat het Uwv met deze rapporten aannemelijk heeft gemaakt dat eiser werkzaamheden in relatie tot de genoemde ondernemingen heeft verricht en hier ook inkomsten uit heeft gehad. Er zijn verschillende transacties tussen de verschillende ondernemingen van eiser. Het is dus niet aannemelijk dat deze ondernemingen alleen maar inschrijvingen in het register van de KvK waren, zoals eiser in antwoord op verzoeken om informatie van het Uwv heeft beweerd. Aangenomen moet worden dat eiser deze transacties als eigenaar of bestuurder heeft verricht en dat eiser dus werkzaam was voor deze ondernemingen. Verder staat in deze rapporten dat er geld van de bankrekeningen van verschillende ondernemingen naar privérekeningen van eiser is overgemaakt. Daarnaast is het met de arbeidsovereenkomst voldoende aannemelijk dat eiser in het jaar 2017 loon van [bedrijf 14] heeft ontvangen.
Het oordeel van de rechtbank over de intrekking van de uitkering
12. Het staat vast dat eiser deze inkomsten niet aan het Uwv heeft gemeld, terwijl hij dat wel had moeten doen, al helemaal omdat het Uwv op meerdere momenten financiële gegevens van de ondernemingen schriftelijk en mondeling bij eiser heeft opgevraagd. Het Uwv heeft daarbij vermeld dat die gegevens nodig waren om te bepalen of eiser (nog steeds) recht had op de Wajong-uitkering. Het had eiser dan ook redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat de genoten inkomsten van invloed konden zijn op zijn recht op een uitkering of de hoogte van zijn uitkering. De rechtbank is het met het Uwv eens dat het niet meer mogelijk is om vast te stellen of eiser recht heeft op een Wajong-uitkering. Uit de rapporten komt naar voren dat eiser naast zijn Wajong-uitkering andere inkomsten had, maar niet hoeveel. Het Uwv is dus terecht over gegaan tot intrekking van de Wajong-uitkering en er was geen reden om op grond van de beleidsregels af te zien van intrekking met terugwerkende kracht.
13. Wel vindt de rechtbank dat het Uwv eisers Wajong-uitkering niet al vanaf 20 juni 2012 mocht intrekken. Zoals het Uwv ook op de zitting heeft toegelicht is 20 juni 2012 de dag dat eiser zich als eigenaar van de onderneming [bedrijf 13] in de registers van de KvK heeft ingeschreven, maar uit de stukken blijkt niet dat eiser voor deze onderneming werkzaamheden heeft verricht of hieruit inkomsten heeft genoten. De eerst volgende inschrijving van eiser in de KvK was op 23 juli 2012 als bestuurder van [bedrijf 8] . Zoals hiervoor overwogen is het aannemelijk dat eiser wel werkzaamheden voor dit bedrijf heeft verricht en hier ook inkomsten uit heeft gehad. De Wajong-uitkering kon dus pas per 23 juli 2012 worden ingetrokken. Het bestreden besluit 1 is daarmee onzorgvuldig voorbereid. Dat is een gebrek. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 is dus gegrond.
Het oordeel van de rechtbank over het terugvorderen van de uitkering
14. Het uitgangspunt is dat het Uwv teveel betaalde uitkering moet terugvorderen. Hierop is een uitzondering mogelijk. Het Uwv kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. [6] Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [7] kan er slechts sprake zijn van dringende redenen als de terugvordering leidt tot onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor eiser. Het gaat dan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. Degene die zich beroept op dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, zal het bestaan van de dringende redenen aannemelijk moeten maken.
15. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd of aannemelijk gemaakt die maken dat het Uwv had moeten besluiten om van terugvordering af te zien. Van dergelijke omstandigheden is de rechtbank ook niet gebleken. Eiser vindt het onterecht dat het Uwv, ondanks de vrijspraak van betrokkenheid bij hennepteelt, toch overgaat tot terugvordering van de uitkering. De terugvordering in deze procedure ziet echter niet op mogelijke inkomsten van eiser vanuit hennepteelt, maar op een schending van de inlichtingenplicht met betrekking tot de ondernemingen waarbij eiser betrokken is (geweest).
Verder noemt eiser in een kwijtscheldingsverzoek aan het Uwv de omstandigheid dat hij de zorg draagt voor zijn zoon die met psychische problemen kampt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom eiser door de terugvordering niet meer in staat zou zijn om voor zijn zoon te zorgen.
16. Het Uwv mocht dus overgaan tot terugvordering van teveel betaalde Wajong-uitkering. Maar, omdat het Uwv de Wajong-uitkering pas vanaf 23 juli 2012 mocht intrekken, mocht het Uwv ook pas vanaf die datum teveel betaalde uitkering terugvorderen. Dat is niet gebeurd: met het primaire besluit 2, dat in stand is gelaten met het bestreden besluit 2, heeft het Uwv eisers Wajong-uitkering teruggevorderd vanaf 20 juni 2012. Het bestreden besluit 2 is dus ook onzorgvuldig voorbereid en het beroep hiertegen is gegrond. Het Uwv heeft over een te lange periode, en dus teveel uitkering van eiser teruggevorderd.
Conclusie
17. De bestreden besluiten zijn onzorgvuldig voorbereid en de beroepen tegen de bestreden besluit zijn gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit 1 gedeeltelijk, namelijk voor wat betreft de datum waarop de Wajong-uitkering wordt ingetrokken, en vernietigt het bestreden besluit 2 helemaal wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoe gaat het verder?
Ten aanzien van de intrekking van de Wajong-uitkering
18. Het Uwv is uitgegaan van een onjuiste datum voor wat betreft de intrekking van eisers Wajong-uitkering. Dit had 23 juli 2012 in plaats van 20 juni 2012 moeten zijn. Omdat het duidelijk is welk besluit moet worden genomen, ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door zelf het juiste besluit te nemen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit 1. De rechtbank herroept daarom het primaire besluit 1 voor wat betreft de datum waarop eisers uitkering wordt ingetrokken en bepaalt dat eisers Wajong-uitkering per 23 juli 2012 wordt ingetrokken.
Ten aanzien van de terugvordering van de Wajong-uitkering
19. Door uit te gaan van een onjuiste datum voor de intrekking van eisers uitkering, heeft het Uwv teveel uitkering van eiser teruggevorderd. Er moet worden berekend hoeveel eiser moet terugbetalen, ervan uitgaande dat eisers Wajong-uitkering per 23 juli 2012 is ingetrokken. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit 2 kunnen dus niet in stand blijven. Omdat de rechtbank deze berekening niet zelf kan maken, ziet zij ook geen reden om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank stelt het Uwv ook niet in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, maar volstaat met een vernietiging van het bestreden besluit 2. Het is namelijk duidelijk wat het Uwv moet doen om een juist besluit te nemen over de terugvordering: het Uwv moet een nieuw besluit op eisers bezwaar tegen het primaire besluit 2 nemen en van eiser de teveel betaalde Wajong-uitkering terugvorderen over de periode van 23 juli 2012 tot en met 31 augustus 2021. Hiervoor geldt de wettelijke beslistermijn van zes weken. [8]
Griffierecht en proceskostenvergoeding
20. Omdat de beroepen gegrond zijn moet het Uwv het griffierecht aan eiser in beide beroepszaken vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.277,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit 1 voor wat betreft de datum waarop de Wajong-uitkering wordt ingetrokken;
- herroept het primaire besluit 1 voor wat betreft de datum waarop de Wajong-uitkering wordt ingetrokken en bepaalt dat de Wajong-uitkering van eiser per
23 juli 2012 wordt beëindigd;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit 1;
  • vernietigt het bestreden besluit 2;
  • draagt het Uwv op binnen zes weken na de dag van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het primaire besluit 2met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 98,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het Uwv tot betaling van € 2.277,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, voorzitter, en mr. G.P. Loman en
mr. J. Wolbrink, leden, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2022.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
Griffier
Voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3:74, eerste lid, van de Wajong.
2.Artikel 3:18, eerste lid, onder b, van de Wajong en artikel 3:56, eerste lid van de Wajong.
3.Artikel 3, eerste lid, van de beleidsregels.
4.Artikel 3, derde lid, van de beleidsregels.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2844.
6.Artikel 3:56, zesde lid, van de Wajong.
7.Bijvoorbeeld de uitspraak van 28 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3392.
8.Artikel 7:10, eerste lid, van de Awb.