ECLI:NL:RBMNE:2022:2920

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
UTR 22/56
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak van een neuropsychologisch onderzoek in het kader van de Wet WIA en de medewerkingsplicht van de eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een WGA-uitkering op grond van de Wet WIA. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, waarin haar een WGA-uitkering was toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%. Het Uwv had in een eerder besluit aangegeven dat een neuropsychologisch onderzoek (NPO) noodzakelijk was om de gestelde cognitieve beperkingen van eiseres vast te stellen. Eiseres weigerde echter mee te werken aan dit onderzoek, wat leidde tot de rechtszaak.

De rechtbank overwoog dat het Uwv op grond van de Wet WIA de bevoegdheid heeft om aanvragers van een WIA-uitkering te onderwerpen aan een medisch onderzoek. De rechtbank concludeerde dat het Uwv in redelijkheid had kunnen besluiten dat een NPO noodzakelijk was voor het vaststellen van de cognitieve beperkingen van eiseres. Eiseres had geen goede redenen om niet mee te werken aan het onderzoek, ondanks haar argumenten over de belastbaarheid en de gevolgen van het onderzoek voor haar gezondheid. De rechtbank oordeelde dat de onderbouwing van eiseres onvoldoende was en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat een NPO noodzakelijk was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de eerdere besluiten van het Uwv in stand blijven. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/56

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J.E. Eshuis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. C. van den Berg).

Procesverloop

In het besluit van 10 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres per
2 december 2021 een WGA [1] -uitkering op grond van de Wet WIA [2] toegekend. Deze uitkering is gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
In het besluit van 20 december 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2022 via Teams op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar echtgenoot, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Overwegingen

Geheimhouding
1. Om te beginnen overweegt de rechtbank het volgende. Omdat eiseres geen toestemming heeft gegeven om haar medische gegevens te delen met de ex-werkgever, zal de rechtbank haar oordeel zo motiveren dat wordt voorkomen dat de medische gegevens van eiseres alsnog openbaar worden.

Inleiding

2. Eiseres was werkzaam als medewerker formulebeheer voor gemiddeld ruim 36 uur per week. Eiseres heeft zich op 28 mei 2010 ziek gemeld met lichamelijke klachten. Na afloop van de voorgeschreven wachttijd heeft het Uwv aan eiseres met ingang van 26 november 2012 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Na afloop van de loongerelateerde periode is aan eiseres een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend.
Nadat de ex-werkgever heeft verzocht om een herbeoordeling, heeft het Uwv de WGA-uitkering van eiseres per 27 augustus 2017 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit besluit staat in rechte vast. [3]
Op 2 december 2020 heeft eiseres gevraagd om een herbeoordeling vanwege toegenomen klachten vanuit dezelfde ziekteoorzaak. In het besluit van 10 maart 2021 is aan eiseres opnieuw een WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op arbeidskundige gronden is vastgesteld op 100%.
Standpunt van het Uwv
3. Het Uwv heeft zich – samengevat weergegeven – op het volgende standpunt gesteld. De primaire verzekeringsarts ( [A] ) heeft in zijn rapportage van 8 februari 2021 meerdere beperkingen vastgesteld, maar omdat er nog wel een kans bestaat dat de beperkingen zullen afnemen, is nog geen sprake van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens aangegeven dat hij geen voorbeelden van werk heeft kunnen vinden die bij eiseres haar mogelijkheden passen. Daarom is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 100%.
4. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ( [B] ) twijfelt aan de beperkingen die de primaire verzekeringsarts heeft vastgesteld. Gelet op de medische gegevens in het dossier en het eigen onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wil hij een neuropsychologisch onderzoek (hierna: NPO) met validiteitstesten laten uitvoeren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wil daarmee de gestelde cognitieve beperkingen objectiveren. Maar omdat eiseres weigert om aan het NPO mee te werken, kan er in de bezwaarfase geen heroverweging plaatsvinden.
Standpunt van eiseres
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres verwacht niet of nauwelijks meer verbetering van haar gezondheidssituatie en vindt daarom dat zij een IVA [4] -uitkering moet krijgen. Eiseres heeft namelijk aan een ernstige vorm van [aandoening] en bij deze ziekte is genezing niet mogelijk. Zoals de Gezondheidsraad in haar advies van 2018 aan de Tweede Kamer aangeeft, bestaat er namelijk geen medicijn om deze aandoening te genezen en is er ook geen therapie die medisch wetenschappelijk aantoonbaar enig effect heeft op deze ziekte. Gelet op deze informatie heeft het Uwv onvoldoende gemotiveerd waarom de beperkingen van eiseres niet duurzaam zijn.
6. Over het NPO voert eiser aan dat het voor haar onverantwoord is om hieraan mee te werken. Haar gezondheidssituatie zal hierdoor namelijk alleen maar verslechteren. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres naar een brief van cardioloog [C] van 22 april 2022.
Beoordeling door de rechtbank
7. De belangrijkste beslissing van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit niet wordt vernietigd. De rechtbank legt hierna uit waarom.
8. In deze zaak draait het om de vraag of het Uwv terecht heeft beslist dat een NPO nodig is voor het vaststellen van de gestelde cognitieve beperkingen en zo ja, of eiseres goede redenen had om niet mee te werken aan dit onderzoek.
9. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [5] in dit soort zaken volgt dat het Uwv op grond van de Wet WIA de bevoegdheid heeft om aanvragers van een WIA-uitkering te onderwerpen aan een medisch onderzoek. Of een dergelijk onderzoek noodzakelijk is, is aan het UWV om te beoordelen. Dit blijkt uit de manier hoe artikel 46a van de Wet WIA is geformuleerd. Een besluit van het Uwv over of een medisch onderzoek noodzakelijk is, moet de bestuursrechter terughoudend toetsen. Dit betekent dat de toetsing in de zaak van eiseres beperkt is tot de beoordeling of het Uwv in redelijkheid heeft mogen beslissen dat een onderzoek noodzakelijk is. [6]
10. Uit de dossierstukken blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep twijfelt aan de beperkingen zoals die zijn vastgesteld door de primaire verzekeringsarts. Deze twijfel is veroorzaakt door het eigen onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de medische stukken die in dossier zitten, waaronder de brief van cardioloog [D] . Daarnaast blijkt uit de dossier dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens de telefonische hoorzitting op 13 september 2019 niet de gelegenheid kreeg aan eiseres zelf vragen stellen over de geclaimde klachten, omdat hij steeds werden onderbroken door de gemachtigde van eiseres. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep twijfelt aan de manier waarop de beperkingen zijn vastgesteld en na de hoorzitting geen goed beeld heeft kunnen krijgen van de cognitieve klachten, wil hij eiseres een NPO laten ondergaan en op die manier de geclaimde cognitieve functiestoornissen objectiveren. Het onderzoek dat [C] heeft verricht, is geen vervanging voor een NPO en dat heeft zij ook zelf aangegeven in haar brief van 22 april 2022. Het vaststellen van beperkingen en het invullen van een functionele mogelijkhedenlijst behoort namelijk tot de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts.
11. Het is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dus nog niet duidelijk dat de beperkingen van eiseres dusdanig zijn dat zij volledig niet belastbaar is voor arbeid. Weliswaar is vastgesteld dat eiseres op arbeidskundige gronden 100% arbeidsongeschiktheid is, maar er moet nu nog een heroverweging plaatsvinden op medisch gebied. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierbij nog toegelicht dat belastbaarheid voor arbeid niet kan worden vastgesteld op basis van artikelen die gaan over de aandoening waar eiseres aan lijdt zonder dat in het concrete geval een medisch onderzoek is gedaan.
12. Gelet op de in 9 tot en met 11 geschetste omstandigheden heeft het Uwv zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een NPO noodzakelijk is voor het vaststellen van eventuele cognitieve beperkingen.
13. Nu de rechtbank de eerste vraag onder 8 bevestigend heeft beantwoord, moet zij nu beoordelen of eiseres goede redenen heeft om niet mee te werken aan dit onderzoek. Omdat eiseres wettelijk verplicht is om mee te werken aan een medisch onderzoek, moet zij heel goed onderbouwen waarom van haar niet kan worden gevergd dat zij die medewerking verleent. In feite vraagt eiseres namelijk om de wet ten aanzien van haar op het punt van de medewerkingsplicht buiten toepassing te laten.
14. Naar het oordeel van de rechtbank is de onderbouwing van eiseres onvoldoende. Om aannemelijk te maken dat eiseres niet mee kan werken aan het NPO heeft zij een brief van de cardioloog [C] overgelegd. Daarin staat dat een NPO voor eiseres veel te zwaar is en dat zij nog lange tijd de gevolgen van het onderzoek zal merken. Maar uit deze brief blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het voor eiseres helemaal niet mogelijk is om mee te werken aan een NPO. Daarnaast vindt de rechtbank dat [C] in de brief onvoldoende heeft uitgelegd waarom een NPO voor eiseres nu zo belastend zou zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiseres had geen goede redenen om niet mee te werken aan dit onderzoek.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2022.
De griffier is verhinderd
de uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3.Met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 26 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2988.
4.Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.
5.De Centrale Raad van Beroep (CRvB).
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:93.