ECLI:NL:CRVB:2020:2988
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beëindiging van WGA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante, die zich ziek had gemeld met lichamelijke klachten. Appellante was eerder werkzaam als medewerker formulebeheer en had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer. Na een herbeoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de arbeidsongeschiktheid van appellante. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. Appellante voerde aan dat haar lichamelijke beperkingen als gevolg van fibromyalgie niet voldoende waren erkend en dat zij op de datum in geding volledig arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelde echter dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die de arbeidsongeschiktheid van appellante op basis van medisch onderzoek had beoordeeld.
De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid zoals vastgelegd in de Wet WIA. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.