ECLI:NL:RBMNE:2022:2806

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
16.030540.22, 16/296443-20 en 16/292528-20 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden in strafzaak tegen verdachte wegens stalking, bedreiging en drugshandel

Op 15 juli 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder stalking, bedreiging en drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2021 tot en met 4 februari 2022 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van twee slachtoffers door hen veelvuldig te bellen en berichten te sturen, met als doel hen te dwingen iets te dulden en hen vrees aan te jagen. Daarnaast heeft de verdachte hen bedreigd met verkrachting en zware mishandeling. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten cocaïne, MDMA en hasjiesj in zijn bezit had en dat hij deze middelen heeft verhandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Bij de veroordeling zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een gevaar vormt voor de slachtoffers en dat behandeling noodzakelijk is om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van €600,- aan immateriële schade aan een van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.030540.22, 16/296443-20 en 16/292528-20 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman,
mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/030540-22:
feit 1: in de periode van 1 april 2021 tot en met 4 februari 2022 te Lelystad
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestalkt (belaagd) door veelvuldig te bellen, mailen en/of berichten te sturen.
feit 2: in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 4 februari 2022 te Lelystad
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] diverse berichten heeft gestuurd waarin hij (één van hen of beiden) bedreigd met de dood, met verkrachting en met zware mishandeling.
feit 3: in de periode van 5 januari 2022 tot en met 4 februari 2022 te Lelystad in strijd met een door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing heeft gehandeld, door diverse berichten te sturen naar [slachtoffer 1] en haar te bellen, terwijl hij zich diende te onthouden van elke vorm van contact met haar.
Parketnummer 16-296443-20:
feit 1:op 19 november 2020 te Lelystad opzettelijk ongeveer 4,67 gram cocaïne en ongeveer 8,84 gram MDMA aanwezig heeft gehad.
feit 2: in de periode van 15 september 2020 tot en met 15 november 2020 te Lelystad heeft gehandeld in cocaïne en MDMA.
feit 3: op 19 november 2020 te Lelystad opzettelijk ongeveer 36,6 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad.
feit 4:in de periode van 15 september 2020 tot en met 15 november 2020 te Lelystad heeft gehandeld in hasjiesj.
Parketnummer 16-292528-20:
feit 1: op 15 november 2020 te Lelystad [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar onder meer tegen het hoofd te slaan/stompen, bij de keel te pakken en deze met kracht dicht te knijpen.
feit 2: op 16 november 2020 te Lelystad [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met de dood en/of met zware mishandeling heeft bedreigd door onder meer te zeggen ‘als ik zo'n pistool had, had ik je neergeknald.’
feit 3: in de periode van 11 februari 2020 tot en met 15 november 2020 te Lelystad [slachtoffer 1] heeft gestalkt (belaagd) door haar veelvuldig te bellen en/of berichten te sturen en/of in de buurt van haar woning te verschijnen.
De rechtbank:
  • (her)nummert de bij dagvaarding met parketnummer 16/030540-22 ten laste gelegde feiten als de feiten 1, 2 en 3;
  • (her)nummert de bij dagvaarding met parketnummer 16/296443-20 ten laste gelegde feiten als de feiten 4, 5, 6 en 7;
  • (her)nummert de bij dagvaarding met parketnummer 16/292528-20 ten laste gelegde feiten als de feiten 8, 9 en 10.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK FEIT 7

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 7 ten laste gelegde handel in hasjiesj niet wettig en overtuigend bewezen en heeft gevorderd verdachte voor dat feit vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het hem onder 7 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 7 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 6 en 8 tot en met 10 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ook heeft gehandeld in MDMA.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 8:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 8 ten laste gelegde. Er is weliswaar voldoende wettig, maar onvoldoende overtuigend bewijs. De verklaring van aangeefster bij de rechter-commissaris is niet gelijkluidend aan haar verklaring bij de politie over de aard van de mishandeling. Daar staat de stellige ontkennende verklaring van verdachte, die hij steeds heeft herhaald, tegenover. De mogelijkheid bestaat bovendien dat een ander dan verdachte het letsel heeft toegebracht.
De verklaring van de tienjarige dochter van aangeefster kan niet worden gebruikt voor het bewijs, nu de rechter-commissaris het horen van die getuige heeft afgewezen met de redenering dat de rechtbank deze verklaring toch niet voor het bewijs zal gebruiken.
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de verdediging het (voorwaardelijke) verzoek gedaan de vader van verdachte als getuige te horen.
Ten aanzien van feit 10:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 10 ten laste gelegde. De gedragingen van verdachte brengen geen belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) met zich. Verdachte verstuurt weliswaar veel berichten, maar daar wordt ook door aangeefster op gereageerd: er is een continue onderlinge communicatie. Het was hem niet duidelijk dat hij moest stoppen met berichten te sturen. De wederrechtelijkheid van zijn handelen ontbreekt.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 6 en feit 9heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht de onder 1 tot en met 6 en 8 tot en met 10 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 6 is omschreven. Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht. De rechtbank zal hieronder ingaan op uitdrukkelijk onderbouwde standpunten waarvan zij afwijkt.
Bewijsoverwegingen feit 8:
De verklaring van aangeefster, inhoudende dat zij is mishandeld door verdachte, wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder het letsel van aangeefster dat door verbalisanten is gefotografeerd en vervolgens per foto is beschreven en de verklaringen van twee buren dat zij ruzie/geschreeuw hebben gehoord. De verklaring van aangeefster bij de rechter-commissaris over het geweld is weliswaar algemener van aard, maar past nog steeds bij haar eerder bij de politie afgelegde verklaring en haar letsel.
De rechtbank acht bovendien bewezen dat het verdachte is geweest die bij de woning van aangeefster is geweest en bij het geschreeuw dat buren op het door aangeefster genoemde tijdstip hebben gehoord, betrokken is geweest, en aangeefster het letsel heeft toegebracht. Het dossier bevat immers geen aanwijzingen dat een ander dan verdachte hiervoor verantwoordelijk is. Integendeel, het is juist verdachte die (steeds) boos is op aangeefster en haar dat ook op niet mis te verstane wijze duidelijk maakt door – onder meer – het sturen van berichten vol met scheldkanonnades en/of bedreigingen. In aanloop naar de mishandeling van aangeefster stuurde verdachte vanaf 9 november 2020 een grote hoeveelheid berichten met een boze toon: scheldwoorden, verwijten, aangeefster die seks zou hebben met andere personen. Dergelijke berichten zijn er vervolgens elke dag, tot en met
14 november 2020, de dag voordat aangeefster mishandeld is. In één van die berichten van 14 november 2020, die uitgewerkt is door de politie (op pagina 175 van het dossier), staat onder meer:
'Wat denk je nou domme bitch ik bijt me tong niet ik zeg je gewoon hoe k denk over je sinds k je leerde kennen zo een vieze kanker karakter zie je meteen de medelijden die k had met jou en voor jou ging voor op maar al die medelijden is om gedraaid in een verkeerde Woede op jou en al je mensen en ik pak jullie 1 voor 1 allemaal aan en als ik jullie te pakken heb ik pak allemaal in 1 1voor1 jullie hadden de verkeerde voor je stelletje Kanker Patiënten.'
Verbalisant heeft gerelateerd dat de overige vier berichten van 14 november 2020 soortgelijk zijn aan bovengenoemd bericht. De verklaring van aangeefster dat verdachte de dag voor de mishandeling nog contact met haar had opgenomen en – kort gezegd – dreigde dat hij nog wel even langs zou komen, wordt dan ook ondersteund door de door verdachte naar haar gestuurde berichten.
De rechtbank heeft gelet hierop geen redenen te twijfelen aan de verklaring van aangeefster dat zij door verdachte is mishandeld op de wijze zoals zij daarover heeft verklaard en de rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 6 is omschreven.
Voorwaardelijk getuigenverzoek
De verdediging heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan om de vader van verdachte, de heer [A] , als getuige te (doen) horen. De aan het voorwaardelijk getuigenverzoek gestelde voorwaarde – te weten een bewezenverklaring ter zake van dit feit – is vervuld. De rechtbank zal dit verzoek echter afwijzen en overweegt daartoe het volgende.
Nadat de politie dat al eerder meermalen tevergeefs had geprobeerd (de vader van verdachte heeft de politie nimmer teruggebeld en de deur niet open gedaan toen de politie zijn woonadres bezocht), heeft de rechter-commissaris tot tweemaal toe getracht voornoemde getuige te horen. De (toenmalige) raadsman van verdachte heeft, na het tweemaal niet verschijnen van deze getuige, afgezien van het horen van deze getuige. Gelet daarop heeft de rechter-commissaris geen verdere pogingen ondernomen om deze getuige te horen. Vervolgens is door de verdediging geen enkel signaal afgegeven dat zij alsnog wenste dat deze getuige gehoord zou worden en evenmin heeft zij deze getuige overigens meegebracht naar de zitting.
Wat daar ook van zij, het verzoek tot het horen van voornoemde getuige betreft geen belastende getuige – die nog niet door de verdediging kon worden bevraagd – in de zin van de Keskin-jurisprudentie. Gezien de inhoud van het dossier en het ter terechtzitting verhandelde acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht en ziet geen noodzaak de getuige op te roepen.
Overigens
Nu de rechtbank de verklaring van de tienjarige dochter van aangeefster niet voor het bewijs bezigt, zal de rechtbank verder niet ingaan op hetgeen de raadsman daarover heeft aangevoerd.
Bewijsoverwegingen feit 10:
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
In deze zaak staat niet ter discussie dat verdachte een nagenoeg constante stroom aan berichten naar aangeefster stuurde en dat hij haar veelvuldig belde. Uit de berichten die in het dossier staan, waarvan verdachte erkent dat hij ze gestuurd heeft, volgt dat die berichten (niet altijd, maar wel heel vaak) een boze en (be)dreigende toon hadden jegens aangeefster.
Dat aangeefster ook wel eens een bericht terug stuurde, dat niet alle berichten die boze / (be)dreigende toon hadden en dat voor verdachte niet duidelijk zou zijn dat hij het contact moest stoppen, doet aan de wederrechtelijkheid van zijn gedragingen niet af. De opvatting dat een gedraging uitsluitend kan worden aangemerkt als inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander indien die ander voorafgaand aan de gedraging aan de verdachte kenbaar heeft gemaakt geen contact met hem te willen, is onjuist. Evenmin hoeft verdachte te hebben geweten dat wat hij deed strafbaar was en dat het slachtoffer het feit als onrechtmatig heeft ervaren. Los daarvan heeft aangeefster wel degelijk te kennen gegeven niet gediend te zijn van de berichten. Dat doet zij bijvoorbeeld op niet mis te verstane wijze op 10 juli 2020 (pagina 112 van het dossier). Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden veelvuldig en intens contact met haar te blijven zoeken.
Door zijn handelen dwingt verdachte het slachtoffer te dulden dat stelselmatig contact met haar wordt gezocht en aldus inbreuk wordt gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Dat sprake is van die inbreuk, volgt in de eerste plaats uit de aard en inhoud van de berichten van verdachte: deze zijn veelal grof, beledigend, boos en dreigend jegens aangeefster. Aangeefster wordt geen keuze gelaten dan dit contact (berichten, bellen) te dulden. Dat zij dit ervaart als een inbreuk, volgt onder meer uit haar verklaring bij de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven inhoudende: ‘deze stalkingszaak maakt mij psychisch helemaal kapot’. De belaging heeft gedurende de gehele tenlastegelegde periode plaatsgevonden.
De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 6 is omschreven.
Bewijsoverwegingen feit 5:
Verdachte heeft verklaard dat de drugs die hij aanwezig had voor eigen gebruik waren. Die uitleg wordt weersproken door de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Uit de verklaringen van twee afnemers, berichten in één van zijn telefoons, de hoeveelheid aangetroffen drugs in een tasje (waarvan verbalisanten relateren dat dit de hoedanigheid heeft van een verkooptasje) en andere goederen in dat tasje die met drugshandel in verband gebracht kunnen worden, volgt dat verdachte wel degelijk heeft gehandeld in cocaïne
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte – kort gezegd – heeft gehandeld in MDMA, zodat verdachte van dat deel van het onder 5 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen feit 9:
Verdachte heeft verklaard dat hij de dreigende uitlatingen zoals verbalisanten hebben gerelateerd niet heeft gedaan, en dat hij dat anders heeft bedoeld. De rechtbank heeft echter geen redenen te twijfelen aan deze op ambtseed afgelegde verklaringen. Die uitlatingen brengen een strafbare bedreiging als bedoeld in artikel 285 Sr met zich.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1in de periode van 1 april 2021 tot en met 4 februari 2022 te Lelystad , wederrechtelijk stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 1]- veelvuldig te bellen en- veelvuldig te mailen en- veelvuldig berichten te versturen (waaronder via Whatsapp en lnstagram),met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
2in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 4 februari 2022 te LelystadG . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met- verkrachting, en- enig misdrijf tegen het leven gericht, en- zware mishandeling,door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen berichten te sturen (waaronder via Whatsapp en Instagram)- zakelijk weergegeven--"ik maak jullie allemaal dood"-"ik steek jullie fataal dood neer"-"ik snij ik rijt jullie helemaal open"-"ik vermoord je die dag als ik voor moet komen"-"jullie worden beiden verkracht in een container doodgeschoten achteraf afgemaakt"-"als ik jou en je kanker sletmoeder zie ik steek jullie kanker dood"-"als ik je buiten tegenkom ik steek je let maar op ga je kanker slettekanker moeder vertellen ik steek de shit kapot";3in de periode van 5 januari 2022 tot en met 4 februari 2022 te Lelystad , opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzinggegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 5 januari 2022, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende: beveelt de verdachte- zich niet op te houden binnen een straal van 100 meter van de woning, gelegen [adres] , [postcode] [plaats] ;- zich te onthouden van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met de volgende personen: [slachtoffer 1] , geboren [1988] te [geboorteplaats] en/of haar dochter, te weten [slachtoffer 2]door die [slachtoffer 1]- bedreigende berichten via Instagram te sturen en- veelvuldig te bellen;
4op 19 november 2020 te Lelystad opzettelijk 4,67 gram cocaïne en 8,84 gram MDMA aanwezig heeft gehad, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5op meer tijdstippen in de periode van 15 september 2020 tot en met 15 november 2020 te Lelystad , opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6op 19 november 2020 te Lelystad opzettelijk 36,6 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
8op 15 november 2020 te Lelystad [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [achternaam van slachtoffer 1 en 2]- tegen het hoofd te stompen, en- met kracht tegen een muur te duwen, en- bij de keel te pakken en vervolgens met kracht de keel dicht te knijpen;
9op 16 november 2020 te Lelystad [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Het is maar goed dat ik nu zo rustig ben, als dat niet zo was en ik een mes had, had ik je neergestoken. Als ik zo'n pistool had, had ik je neergeknald. Jij hebt nog geen idee wie ik ben, ik ben geen poppenkast, ik ben echt. Het maakt mij niet uit hoe lang ik daarvoor moet gaan zitten.";
10in de periode van 11 februari 2020 tot en met 15 november 2020 te Lelystad , wederrechtelijkstelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door- veelvuldig te bellen naar die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] ,- veelvuldig dreigende social media, whatsapp- en sms-berichten te versturen aan die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] ,- meerdere malen rondom en/of in de nabijheid van de woning van die [achternaam van slachtoffer 1 en 2]te verschijnen,met het oogmerk die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 6 en 8 tot en met 10 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 10, telkens:
belaging;
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd,
en
bedreiging met verkrachting,
en
bedreiging met zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
Ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 6:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 8:
mishandeling;
Ten aanzien van feit 9:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden, kort gezegd:
* een meldplicht bij de reclassering;
* de opname in een zorginstelling voor de duur van (maximaal) een jaar;
* een ambulante behandeling (na de opname in een zorginstelling);
* begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
* een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
* een locatieverbod (met elektronische controle)
* meewerken aan middelencontrole.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Vordering vrijheidsbeperkende maatregel (38v Sr)
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel (als
bedoeld in artikel 38v Sr) op te leggen voor de duur van 3 jaren, inhoudende een
contactverbod met voornoemde slachtoffers en een locatieverbod voor de straat waarin die
slachtoffers wonen, met bevel dat voor iedere keer dat door verdachte niet aan de maatregel
wordt voldaan, 14 dagen hechtenis wordt toegepast.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat zij de officier van justitie kan volgen in haar vorderingen, met uitzondering van het opleggen van een opname in een zorginstelling voor de duur van (maximaal) een jaar. In het met verdachte besproken reclasseringsadvies van een eerdere datum was een opname in een zorginstelling niet aan de orde. Die voorwaarde is toegevoegd aan het reclasseringsadvies dat nog kort voor de zitting is opgemaakt en dat advies viel zogezegd ‘rauw op zijn dak’ en zorgt voor een deuk in het vertrouwen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich vanaf begin 2020 tot en met de eerste maanden van 2022 schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten, waarvan een aantal feiten gedurende een langere periode doorliepen. Het gaat samengevat om:
  • feiten waarvan zijn ex-partner (en haar dochter) het slachtoffer werd(en): mishandeling, belaging (in twee verschillende periodes) en grove bedreigingen;
  • druggerelateerde feiten (handel harddrugs en bezit van hard- en softdrugs).
Verdachte heeft gedurende langere tijd op verschillende manieren contact gezocht met – vooral – aangeefster, maar voor een deel ook met haar (toen) tienjarige dochter. Hij heeft veelvuldig berichten gestuurd via e-mail, WhatsApp en (andere) social media en ook veelvuldig gebeld. Die berichten waren vaak boos en dreigend van aard. Ook heeft hij zich meermalen begeven naar de woning waar aangeefster en haar kinderen wonen. Daarbij is hij een keer boos naar de woning van aangeefster gegaan en heeft hij haar in haar woning mishandeld terwijl haar kinderen thuis waren en wakker werden van de ruzie. Door aldus te handelen heeft verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de aangever en haar kinderen en heeft hij de lichamelijke integriteit van aangeefster ernstig geschonden. Daarnaast heeft verdachte een hem door de officier van justitie opgelegde gedragsaanwijzing overtreden die nu juist zag op het zich onthouden van contact met aangeefster.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verkopen van cocaïne. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Daarbij is van belang dat cocaïne een stof is die sterk verslavend werkt en schadelijk is voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Daarnaast gaat het dealen van drugs op straat gepaard met overlast en veroorzaakt dit onveiligheidsgevoelens in de buurt. De verdachte heeft zich van al deze gevolgen kennelijk niets aangetrokken. Daarnaast had verdachte op de dag van zijn aanhouding in zijn woning hoeveelheden cocaïne, MDMA en hasjiesj aanwezig.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op:
- een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte d.d. 27 mei 2022. Hieruit volgt dat verdachte reeds meermalen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder voor een deel ook voor soortgelijke feiten als de onderhavige, te weten voor bedreigingen en voor mishandelingen;
- een psychologisch onderzoek pro Justitia van 29 april 2022, uitgebracht door de deskundige drs. J. Yntema , GZ-psycholoog. Hierin is onder meer het volgende geconcludeerd en geadviseerd (voor zover dat ziet op de strafbare feiten, vermeld op de dagvaarding met parketnummer 16.030540.22). Bij verdachte is sprake van zwakbegaafdheid, ADHD, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en deze
beïnvloedden deels zijn gedragskeuzes en gedragingen. De deskundige heeft geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Bij onbehandelde terugkeer in de maatschappij is de verwachting dat het recidiverisico op algemeen gewelddadig gedrag hoog is en hij bij oplopende stress opnieuw voor antisociale oplossingen kiest. Het recidiverisico op belaging wordt bij onbehandelde terugkeer in de maatschappij op gemiddeld ingeschat. Gelet op de vastgestelde problematiek in combinatie met het recidiverisico kan er van een behandelnoodzaak worden gesproken. Een behandeling gericht op het verbeteren van zijn copingvaardigheden, het adequaat reguleren van zijn emoties, het ombuigen van disfunctionele cognitieve schema’s en werken aan zijn cannabismisbruik, is geïndiceerd. Uit de beschikbare dossierinformatie blijkt dat betrokkene niet tot nauwelijks in behandeling is geweest met betrekking tot de huidige problematiek, waardoor de verwachting is dat er nog veranderingsmogelijkheden zijn. Ondanks zijn zorgmijdende houding in de voorgeschiedenis, lijkt betrokkene momenteel wel open te staan voor behandeling en wordt hij ook als begeleidbaar geacht.
Een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek die gespecialiseerd is in grensoverschrijdend gedrag in combinatie met een psychische stoornis en middelengebruik is het meest gewenst om het recidiverisico te verlagen. Voorts zou toegewerkt kunnen worden naar een begeleid/beschermd wonen traject en zou op den duur gekeken kunnen worden naar dagbesteding of werk. Stabiliteit, structuur en minder prikkels zullen van positieve invloed zijn op zijn gedrag.Genoemde behandeling zou plaats kunnen vinden in de vorm van een ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht.
- een reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa Utrecht van 16 mei 2022, ten behoeve van de zitting. Hierin worden onder meer diverse bijzondere voorwaarden geadviseerd, te weten, kort gezegd: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod en het meewerken aan middelencontrole.
- een reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa Utrecht van 23 mei 2022, ten behoeve van de behandeling van de raadkamer gevangenhouding van 25 mei 2022. Hierin wordt – ten opzicht van bovengenoemd reclasseringsadvies – als (schorsings)voorwaarde aan het advies toegevoegd een locatieverbod met elektronische monitoring.
- een reclasseringsadvies van Tactus Reclassering Flevoland van 29 juni 2022. Hierin wordt, ten opzichte van voornoemde reclasseringsrapportages, de opname in een zorginstelling voor de duur van (maximaal) een jaar toegevoegd aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank weegt in straf verzwarende zin mee dat verdachte voor een deel eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. In straf verminderende zin weegt de rechtbank mee dat de feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend en dat artikel 63 Sr van toepassing is. Weliswaar ziet het advies van de deskundige slechts op één van de parketnummers, maar de rechtbank acht het aannemelijk dat die problematiek ook bij de andere strafbare feiten een rol speelde.
Enerzijds is vergelding als strafdoel voor het leed dat het slachtoffer is aangedaan, op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, daarvoor volstaat als onvoorwaardelijk strafdeel. Verder is het voorkomen van herhaling van groot belang. Uit de rapportages omtrent verdachte volgt dat een behandeling daarvoor aangewezen is. De rechtbank volgt daarin het advies van de psycholoog en de reclasseringsrapportages van 16 mei en 23 mei 2022 om – kort gezegd – een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde op te leggen, in tegenstelling tot het reclasseringsadvies van 29 juni 2022 om een opname in een zorginstelling voor de duur van (maximaal) een jaar als bijzondere voorwaarde op te leggen. De gevaren waar in dat laatste advies op wordt gewezen, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet nieuw en bovendien kunnen die gevaren met andere voorwaarden / maatregelen worden ondervangen, te weten een contactverbod en een locatieverbod. De rechtbank zal aan het op te leggen locatieverbod geen elektronische monitoring verbinden. Verdachte heeft die elektronische monitoring reeds ondervonden gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis en een langduriger elektronische monitoring vindt de rechtbank een te grote inperking op verdachte zijn bewegingsvrijheid.
Onderdeel van de door de reclassering in het advies van 16 mei 2022 voorgestelde bijzondere voorwaarde betreffende ambulante behandeling is de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname, als volgt omschreven: “
Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De Hoge Raad heeft op 12 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1027) geoordeeld:
“2.4.1 Op grond van artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, Sr kan als bijzondere voorwaarde bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf de opneming van de veroordeelde in een zorginstelling worden gesteld. De beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van de veroordeelde in een zorginstelling en voor welke duur, is voorbehouden aan de rechter (vgl. HR 19 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:946).
2.4.2
Gelet hierop is de door het hof opgelegde bijzondere voorwaarde, voor zover deze de beslissing of de verdachte zich gedurende de proeftijd onder klinische behandeling moet stellen, in handen legt van Reclassering Nederland , de voor indicatie verantwoordelijke instantie en/of de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, onverenigbaar met artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, Sr.”
De voorgestelde voorwaarde is gelijkluidend aan de voorwaarde die de HR onverenigbaar heeft geacht met de wet. Daarom kan de mogelijkheid van een beslissing tot kortdurende klinische opname in handen van de reclassering niet als bijzondere voorwaarde worden opgelegd. De gevolgen voor de rechtspraktijk van dit arrest zullen nader bestudeerd en besproken moeten worden,
Op dit moment is de rechtbank van oordeel dat de reclassering wel een indicatiestelling kan aanvragen, maar dat in geval van een indicatie voor een kortdurende klinische opname een procedure tot wijziging van de bijzondere voorwaarden nodig zal zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie met haar vordering in voldoende mate rekening heeft gehouden met de hiervoor uiteengezette uitgangspunten bij het opleggen van de straf. De rechtbank zal dan ook een gevangenisstraf opleggen voor de duur 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar en daarbij de in het dictum te noemen bijzondere voorwaarden.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten de mishandeling van zijn ex-partner in haar woning, welke ex-partner hij bovendien lange tijd heeft gestalkt.
Gelet op de inhoud van de over verdachte opgemaakte rapportages omtrent zijn persoon, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
De rechtbank zal de gevorderde – en niet betwiste – vrijheidsbeperkende maatregel opleggen, inhoudende een contact- en locatieverbod zoals in het dictum te noemen.
Gelet op de inhoud van de over verdachte opgemaakte rapportages omtrent zijn persoon, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend zal gedragen jegens zijn ex-partner. Daarom zal zij bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

10.BESLAG

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de twee onder verdachte inbeslaggenomen telefoons verbeurd te verklaren, de verschillende soorten drugs te onttrekken aan het verkeer en de bankpas terug te geven aan de rechthebbende.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de twee telefoons aan verdachte terug te geven.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten
  • 1 STK MDMA (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736276);
  • 1 STK Cocaïne (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736281);
  • 10 STK Cocaïne (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736278);
  • 2 STK Hasjiesj (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736288; HASJ IN DE PAPIERENTAS AANGETROFFEN);
  • 2 STK Hennep (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736295; AANGETROFFEN IN DE PAPIEREN TAS);
  • 1 ZAK Cocaïne (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736282; EEN BOTERHAMZAKJE WIT POEDER),
onttrekken aan het verkeer. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 4 tot en met 6 bewezen verklaarde feiten begaan.
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
1 STK Betaalkaart (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736316, Groen, merk: TRIODOS),
aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736300; TELEFOON HUAWEI MET GEBARSTEN VOORSCHERM, Zwart, merk: HUAWEI);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2021387662-2943219, Samsung);
  • € 76,90 (Omschrijving: IBG 19-11-2020, G2736304),
verbeurd verklaren.
Met behulp van het eerstgenoemde telefoontoestel is het onder 5 bewezen verklaarde feit begaan. Met behulp van het tweede genoemde telefoontoestel zijn de onder 1 tot en met 3 genoemde strafbare feiten begaan. Het geldbedrag houdt onmiskenbaar verband met de handel in drugs. Dit geld, een zak met muntgeld, is aangetroffen in een papieren tas waarin de diverse drugs van verdachte zijn aangetroffen en de telefoon waarmee hij drugsdeals sloot.

11.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 600,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 8 ten laste gelegde feit.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleite vrijspraak voor feit 8, dan wel het toe te wijzen bedrag te matigen.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 8 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden door toedoen van verdachte. De benadeelde partij heeft door de mishandeling letsel opgelopen. Zij heeft dan op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen bedrag aan schadevergoeding. De verdediging heeft verzocht een lager bedrag dan gevorderd toe te wijzen, maar dit verder niet toegelicht. De rechtbank zal, gelet op de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing ten aanzien van de aard en impact van de mishandeling, de schade vaststellen op het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 600,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 600,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 12 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 184a, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10 en 11 Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 7 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 6 en 8 tot en met 10 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het 1 tot en met 6 en 8 tot en met 10 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het 1 tot en met 6 en 8 tot en met 10 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de
gevangenisstraf een gedeelte van 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
 [slachtoffer 1] , geboren op [1988] te [geboorteplaats] ;
 [slachtoffer 2] , geboren op [2010] te [geboorteplaats] ,
zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
* zich niet zal bevinden binnen een straal van 100 meter van de straat [straat] te [plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
* zich binnen drie dagen na het wijzen van dit vonnis meldt bij Tactus Reclassering
Flevoland op het adres Randstad 22-183 , 1316 BM Almere . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich onder behandeling zal stellen van Oostvaarders ForFact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, kan een vordering of verzoek tot wijziging van de bijzondere voorwaarden worden gedaan;
* zal verblijven bij Triade Vitree of een andere instelling voor beschermd wonen of
maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* mee zal werken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (een blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en op welke wijze verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden met uitzondering van het toezicht op de naleving van de contactverboden en het locatieverbod, en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Vrijheidsbeperkende maatregel (38v Sr)
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren en beveelt dat verdachte:
  • zich niet ophoudt in binnen een straal van 100 meter van de straat [straat] te [plaats] ;
  • zich onthoudt van contact met
o [slachtoffer 1] , geboren op [1988] te [geboorteplaats] ;
o [slachtoffer 2] , geboren op [2010] te [geboorteplaats] ;
- beveelt dat voor iedere keer dat door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan, 14 dagen vervangende hechtenis wordt toegepast, tot een maximum van 6 maanden;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736300; TELEFOON HUAWEI MET GEBARSTEN VOORSCHERM, Zwart, merk: HUAWEI);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2021387662-2943219, Samsung);
  • € 76,90 (Omschrijving: IBG 19-11-2020, G2736304);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK MDMA (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736276);
  • 1 STK Cocaïne (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736281);
  • 10 STK Cocaïne (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736278);
  • 2 STK Hasjiesj (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736288; HASJ IN DE PAPIERENTAS AANGETROFFEN);
  • 2 STK Hennep (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736295; AANGETROFFEN IN DE PAPIEREN TAS);
  • 1 ZAK Cocaïne (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736282; EEN BOTERHAMZAKJE WIT POEDER);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
1 STK Betaalkaart (Omschrijving: PL0900-2020377542-G2736316, Groen, merk: TRIODOS);
Benadeelde partij (feit 8)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 600,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat
€ 600,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 12 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en
V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2022.
Mr. Groeneveld en de griffier zijn buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1hij in of omstreeks de periode van 01 april 2021 tot en met 04 februari 2022 te Lelystad, althans in Nederland, wederrechdtelijk stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 1]
- veelvuldig, althans meermalen te bellen en/of
- veelvuldig, althans meermalen te mailen en/ of
- veelvuldig, althans meermalen berichten te versturen (waaronder via Whatsapp en/ of lnstagram)
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 2hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2021 tot en met 04 februari 2022 te [.] . [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
- verkrachting, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling
door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal berichten te sturen (waaronder via Whatsapp en/ of Instagram)
- zakelijk weergegeven-
-"ik maak jullie allemaal dood"
-"ik steek jullie fataal dood neer"
-"ik snij ik rijt jullie helemaal open"
-"ik vermoord je die dag als ik voor moet komen"
-"jullie worden beiden verkracht in een container doodgeschoten achteraf afgemaakt"
-"als ik jou en je kanker sletmoeder zie ik steek jullie kanker dood"
-"als ik je buiten tegenkom ik steek je let maar op ga je kanker slettekanker moeder vertellen ik steek de shit kapot",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 3hij in of omstreeks de periode van 05 januari 2022 tot en met 04 februari 2022 te Lelystad, in elk geval in Nederland opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzinggegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 05 januari 2022 gegeven door de officier van justitie te arrondissement Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende beveelt de verdachte
- zich niet op te houden binnen een straal van 100 meter van de woning, gelegen [straat] , [postcode] [plaats] ;
- zich te onthouden van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met de volgende personen: [slachtoffer 1] , geboren [1988] te [geboorteplaats] en/of haar dochter, te weten [slachtoffer 2]
door die [slachtoffer 1]
- een of meer bedreigende berichten via Instagram te sturen en/of
- veelvuldig, althans een of meerdere malen te bellen;
Parketnummer 16-296443-20:
feit 1hij op of omstreeks 19 november 2020 te Lelystad, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,67 gram, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 8,84 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
feit 2hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 september 2020 tot
en met 15 november 2020 te Lelystad, althans in Nederland,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een
hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval (telkens) een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3hij op of omstreeks 19 november 2020 te Lelystad, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 36,6 gram, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
feit 4hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 september 2020 tot
en met 15 november 2020 te Lelystad, althans in Nederland, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, (telkens) een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) hasjiesj, in elk geval van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet )
Parketnummer 16-292528-20:
feit 1hij op of omstreeks 15 november 2020 te Lelystad
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [achternaam van slachtoffer 1 en 2]
- tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te stompen/slaan, en/of
- met kracht (tegen een muur) te duwen, en/of
- bij de keel te pakken/grijpen en/of (vervolgens) met kracht de keel dicht te
knijpen;
feit 2hij op of omstreeks 16 november 2020 te Lelystad, althans provincie Flevoland,
althans in Nederland
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Het is
maar goed dat ik nu zo rustig ben, als dat niet zo was en ik een mes had, had ik je
neergestoken. Als ik zo'n pistool had, had ik je neergeknald. Jij hebt nog geen idee
wie ik ben, ik ben geen poppenkast, ik ben echt. Het maakt mij niet uit hoe lang ik
daarvoor moet gaan zitten.", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
feit 3hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2020 t/m 15 november 2020 te
Lelystad, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door
- veelvuldig, althans meerdere malen, te bellen naar die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] ,
- veelvuldig, althans meerdere malen, (dreigende) social media en/of whatsapp-
en/of sms-berichten te versturen aan die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] ,
- een of meerdere malen rondom en/of in de nabijheid van de woning van die [achternaam van slachtoffer 1 en 2]
te verschijnen,
met het oogmerk die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen.