7.3Eiser heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om het inzichtelijk maken van de indexering, onder verwijzing naar het ‘black box’ arrest van de Hoge Raad. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet de door eiser gevraagde inzichtelijkheid heeft verstrekt, zodat niet is voldaan aan artikel 40, tweede lid, van de wet WOZ. De rechtbank zal hierna beoordelen wat dit gebrek betekent voor de verdere beoordeling van dit beroep.
9. Omdat verweerder het indexeringspercentage niet inzichtelijk heeft gemaakt, moet de rechtbank beoordelen of de waarde, ook zonder dit gegeven, aannemelijk is gemaakt. De rechtbank stelt vast dat de referentiewoningen [adres 2] en [adres 3] na de waardepeildatum zijn verkocht. Hiermee zijn deze twee referentiewoningen niet meer bruikbaar voor de beoordeling of de waarde aannemelijk is gemaakt. De referentiewoning [adres 4] is wel voor de waardepeildatum verkocht. Hiermee blijft er één referentiewoning over. De rechtbank acht de vergelijking met één referentiewoning onvoldoende.Hiermee maakt verweerder aan de hand van de matrix en de toelichting daarop onvoldoende inzichtelijk dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is gegrond.
Maakt eiser de waarde aannemelijk?
10. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of eiser de door hem voorgestane waarde aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft de door hem voorgestane waarde niet nader onderbouwd anders dan het betwisten dat de waarde lager is dan de waarde waarop verweerder die heeft bepaald. Dit betekent dat ook eiser de waarde van de woning niet aannemelijk maakt.
11. Omdat eiser de door hem bepleite waarde niet van een onderbouwing heeft voorzien en dus ook niet aannemelijk heeft gemaakt, zal de rechtbank de waarde schattenderwijs vaststellen. De rechtbank stelt de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2020 schattenderwijs vast op € 965.000,-.
Proceskosten en griffierecht
12. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt in totaal € 2.056,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Daarbij is de rechtbank gelet op arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022, in afwijking van het Besluit proceskosten bestuursrecht uitgegaan van een waarde per punt van € 759,- in beroep.Voor de proceskosten in bezwaar stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 538,- voor het indienen van het bezwaarschrift en het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 269,-.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- stelt de waarde van het object vast op € 965.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020 en bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig wordt verlaagd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.056,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2022.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te tekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: