ECLI:NL:RBROT:2022:1471
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- P. Vrolijk
- A.P. Hameete
- G.C.W. van der Feltz
- Rechtspraak.nl
Inzichtelijkheid van indexeringspercentage bij WOZ-waarde vaststelling
Op 2 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Delft voor het belastingjaar 2020, die door de verweerder was vastgesteld op € 281.000,-. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 8 november 2021 heeft eiser zijn beroepsgronden over de inzichtelijkheid van de kwaliteitsverschillen en referentieobjecten ingetrokken, waardoor de enige resterende discussiepunt de inzichtelijkheid van de indexering van de verkoopcijfers van de referentieobjecten was.
Eiser betoogde dat de indexeringspercentages onvoldoende inzichtelijk waren gemaakt, terwijl verweerder stelde dat de indexering wel degelijk inzichtelijk was door middel van een permanente marktanalyse. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van een bolletjesgrafiek alleen niet voldoende was om de inzichtelijkheid van het indexeringspercentage aan te tonen. De rechtbank stelde dat er aanvullende gegevens over de gebruikte objecten en selectiecriteria overgelegd moesten worden om tot een inzichtelijk indexeringspercentage te komen.
Desondanks concludeerde de rechtbank dat, ondanks het gebrek aan inzichtelijkheid, de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat eiser hierdoor niet in zijn belangen was geschaad. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar oordeelde wel dat eiser recht had op vergoeding van de proceskosten, die op € 1.082,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 maart 2022.