In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de heffingsambtenaar van de gemeente. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 300.000,-. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 273.000,-, maar eiser was het niet eens met de afwijzing van de proceskostenvergoeding voor het ingediende taxatierapport. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 april 2022, waarbij eiser en verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat het verweerschrift van de heffingsambtenaar, dat te laat was ingediend, niet buiten beschouwing kon worden gelaten, omdat dit geen strijd opleverde met de goede procesorde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de taxateur, dhr. [A], voldoende deskundigheid had en dat het taxatierapport ten onrechte niet was vergoed. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar voor zover deze de kostenvergoeding betrof, en stelde de vergoeding voor het taxatierapport vast op € 128,26. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,- en het griffierecht van € 49,-.