ECLI:NL:RBMNE:2022:2655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/1479
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde en proceskostenvergoeding voor taxatierapport

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de heffingsambtenaar van de gemeente. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 300.000,-. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 273.000,-, maar eiser was het niet eens met de afwijzing van de proceskostenvergoeding voor het ingediende taxatierapport. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 april 2022, waarbij eiser en verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat het verweerschrift van de heffingsambtenaar, dat te laat was ingediend, niet buiten beschouwing kon worden gelaten, omdat dit geen strijd opleverde met de goede procesorde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de taxateur, dhr. [A], voldoende deskundigheid had en dat het taxatierapport ten onrechte niet was vergoed. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar voor zover deze de kostenvergoeding betrof, en stelde de vergoeding voor het taxatierapport vast op € 128,26. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,- en het griffierecht van € 49,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1479

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: C. van Abbe)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: C. Hagens).

Procesverloop

In de beschikking van 29 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van het object aan de [adres] in [plaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 300.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van dit object ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 11 februari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de waarde verlaagd naar € 273.000,- en een proceskostenvergoeding van € 537,- toegekend, zonder een vergoeding toe te kennen voor het ingebrachte taxatierapport.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift overgelegd.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 april 2022 door middel van een Teams-beeldverbinding. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Tijdigheid van het verweerschrift
1. De hoogte van de WOZ-waarde van de woning is niet meer in geschil. Eiser voert aan dat het verweerschrift te laat is ingediend, namelijk een jaar na dato na indiening van het beroepschrift. Daarom kan het verweerschrift niet bij de beoordeling van de zaak worden betrokken.
2. Niet ter discussie staat dat verweerder het verweerschrift buiten de termijnen van artikel 8:42 en artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft ingediend. Hoewel de rechtbank de handelwijze van verweerder in deze zaak onwenselijk vindt, volgt de rechtbank eiser niet in zijn standpunt dat het verweerschrift buiten beschouwing moet worden gelaten en wel om de volgende redenen.
3. Artikel 8:42 van de Awb en artikel 8:58 van de Awb hebben tot doel een behoorlijk verloop van de beroepsprocedure te waarborgen. De termijn van vier weken in artikel 8:42 van de Awb is geen fatale termijn. Voor de beantwoording van de vraag of het verweerschrift met bijlagen buiten beschouwing moet worden gelaten, moet getoetst worden aan de goede procesorde. Daarbij moet een afweging worden gemaakt tussen enerzijds het belang bij het alsnog overleggen van een verweerschrift en anderzijds het algemeen belang van onder meer een doelmatige procesgang en het belang van hoor en wederhoor. Wat de eisen van een goede procesorde in een concrete zaak zijn, hangt mede af van de gang van zaken in die zaak. [1]
4. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat het toelaten van het verweerschrift geen strijd oplevert met de goede procesorde. Daarbij betrekt de rechtbank dat het hier gaat om een reguliere proceskostenvergoedingszaak en het feit dat eiser in beroep wordt bijgestaan door een professionele gemachtigde. De rechtbank heeft het verweerschrift bij brief van 29 maart 2022 aan de gemachtigde van eiser doorgestuurd, ruim een week voor de zitting. Het verweerschrift is niet zeer omvangrijk en/of ingewikkeld. Naar het oordeel van de rechtbank is de gemachtigde van eiser daarom voldoende in de gelegenheid geweest om van dit stuk kennis te nemen. De rechtbank merkt daarbij ook op dat het bestuderen van dergelijke zaken de dagelijkse praktijk vormt voor professioneel gemachtigden zoals de gemachtigde van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Proceskostenvergoeding taxatierapport in bezwaar
5. In geschil is de hoogte van de in bezwaar aan eiser toegekende proceskostenvergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, in het bijzonder de vergoeding voor het door een deskundige uitgebrachte taxatierapport.
6. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaak verminderd. Verder heeft verweerder een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 537,-. Daarvan heeft een bedrag van € 530,- betrekking op het indienen van het bezwaarschrift en het bijwonen van de hoorzitting en € 7,- voor de kadastrale uittreksels.
7. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte de vergoeding voor het ingediende taxatierapport heeft afgewezen. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat het niet duidelijk is of dhr. [A] , de taxateur, deskundige is en geregistreerd staat als taxateur.
8. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt. In het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 11 november 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:10307), wordt het volgende genoemd in de ‘Bijlage: Richtsnoer proceskostenvergoeding’:
In aanvulling op voornoemde Richtlijn geldt verder dat de kosten van een taxatierapport voor vergoeding in aanmerking komen indien dit is opgesteld door een ter zake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur.
Op de zitting heeft eiser desgevraagd toegelicht dat dhr. [A] al jarenlang werkzaam is als taxateur. Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat dhr. [A] een ervaren taxateur is en en het taxatierapport mede heeft ondertekend. Verweerder heeft ten onrechte het taxatierapport in bezwaar niet vergoed.
9. Eiser verzoekt om een totale vergoeding van € 256,52 (incl. BTW). Dit bedrag heeft betrekking op een inpandige opname van 4 uur. Volgens de richtlijnen geldt voor de vergoeding van een taxatierapport bij een niet-inpandige opname een vergoeding van 2 uur en bij een inpandige opname 4 uur. In dit geval is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een inpandige opname door de taxateur. In het taxatierapport wordt immers vermeld dat de bijgeleverde foto’s door eiser zelf zijn gemaakt in verband met de coronapandemie. Een inpandige opname dient door de desbetreffende taxateur gedaan te worden. Het overleggen van foto’s gemaakt door de eigenaar van de woning kan niet gelijk worden gesteld met een inpandige opname door de taxateur. De rechtbank zal daarom het taxatierapport aanmerken als een rapport met een niet-inpandige opname en ziet daarom aanleiding om de vergoeding van het taxatierapport vast te stellen op € 128,26 ( 2 x € 53,- per uur, incl. BTW).
Conclusie
10. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt in totaal € 759,- (wegingsfactor 0,5), omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Daarbij is de rechtbank gelet op arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022, in afwijking van het Besluit proceskosten bestuursrecht uitgegaan van een waarde per punt van € 759,- in beroep. [2] De rechtbank ziet aanleiding om een lagere wegingsfactor van 0,5 toe te passen gezien de aard van de zaak. Het beroep is enkel gericht op de proceskostenvergoeding in bezwaar.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover daarin de kostenvergoeding is toegekend en laat deze voor het overige in stand;
  • stelt de vergoeding voor het door een deskundig uitgebrachte taxatierapport vast op € 128,26;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakt proceskosten tot een bedrag van € 759,-;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2022.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Vergelijk het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 juni 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6066.
2.Zie het arrest van 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752