In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 maart 2020. De zaak betreft de waardevaststelling van de woning van belanghebbende aan [a-straat] 3 te [Z] voor het jaar 2019, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar op € 380.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en is in beroep gegaan bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 12 mei 2021, die via beeldbellen plaatsvond, zijn de gemachtigde van belanghebbende, [A], en de heffingsambtenaar, ing. [B], gehoord. Het geschil draait om de vraag of de vastgestelde waarde van de woning correct is. Belanghebbende bepleit een lagere waarde van € 335.000 en vraagt om vernietiging van de eerdere uitspraken. De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde van € 380.000.
Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar zijn verweerschrift met bijlagen niet tijdig heeft ingediend, maar dat dit niet automatisch leidt tot het buiten beschouwing laten van deze stukken. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende en de heffingsambtenaar afgewogen en geconcludeerd dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.