Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende feiten als vaststaand aan. Eiseres was werkzaam in de functie van teamleider [team 1] . Op 12 oktober 2017 is een vaststellingsovereenkomst getekend waarin is overeengekomen dat eiseres met ingang van 1 november 2017 de functie van projectleider [project 1] zal gaan vervullen. Vanwege een melding van disfunctioneren is eiseres niet in deze functie geplaatst. Na een periode van buitengewoon verlof is eiseres op 23 januari 2018 gestart in de functie van projectleider [project 2] bij het team [team 2] .
2. Naar aanleiding van drie meldingen over het functioneren van eiseres heeft verweerder Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (Hoffmann) gevraagd een onderzoek in te stellen. Het doel van het onderzoek was vaststellen of eiseres persoonlijk voordeel heeft genoten door het inhuren van externen, of er fraude is gepleegd met betrekking tot het budget voor het sociaal domein van de gemeente [gemeente 2] en of hierdoor burgers gedupeerd zijn. Gedurende de periode van februari 2018 tot en met mei 2018 heeft Hoffmann een onderzoek ingesteld. Eiseres is hangende het onderzoek geschorst. De resultaten van het onderzoek zijn door Hoffmann neergelegd in een rapport van 8 juni 2018.
3. Nadat verweerder bij brief van 12 juni 2018 een voornemen heeft uitgebracht en eiseres met een zienswijze daar op heeft gereageerd, heeft verweerder eiseres bij het primaire besluit de disciplinaire straf van ontslag opgelegd op grond van artikel 8:13 juncto artikel 16:1:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO). Dit besluit is, na bezwaar, gehandhaafd bij het bestreden besluit.
4. Verweerder heeft eiseres de volgende gedragingen verweten:
dat eiseres met één van haar medewerkers buitengewoon denigrerende app-berichten heeft uitgewisseld over haar toenmalige leidinggevende;
dat eiseres twee facturen van in totaal € 20.000,- betaalbaar heeft gesteld inzake de projecten [projecten] die waren ingediend door het bedrijf [bedrijf] ( [bedrijf] );
dat de projecten [projecten] nooit hebben plaatsgevonden en dat er daarom is betaald voor werkzaamheden die nooit hebben plaatsgevonden.
Deze gedragingen zijn volgens verweerder samen aan te merken als ernstig plichtsverzuim. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat de gedraging onder b) alleen al voldoende is voor het opleggen van het strafontslag. Verweerder heeft vastgesteld dat het plichtsverzuim eiseres kan worden toegerekend. Vanwege dit ernstig plichtsverzuim heeft verweerder eiseres de disciplinaire straf van ontslag opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van het plichtsverzuim vindt verweerder deze disciplinaire straf evenredig.
5. Eiseres is het niet eens met de beslissing om aan haar strafontslag op te leggen. Zij vindt dat het Hoffmann-onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en door verweerder is beïnvloed. Verder vindt zij dat het haar niet verweten kan worden dat zij de twee facturen betaalbaar heeft gesteld, ook omdat in haar optiek de projecten [projecten] wel hebben plaatsgevonden. Ook vindt eiseres de sanctie buitenproportioneel. De verweten gedragingen kunnen de sanctie niet rechtvaardigen.
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder eiseres terecht strafontslag heeft opgelegd. Deze maatregel was op zijn plaats, omdat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
7. Voordat een ambtenaar vanwege plichtsverzuim disciplinair gestraft kan worden, moet eerst voldoende aannemelijk zijn dat de betrokken ambtenaar heeft gedaan wat hem verweten wordt. Dat moet worden vastgesteld op basis van de beschikbare, zorgvuldig vastgestelde gegevens. Daarbij gelden niet de strikte bewijsregels die in het strafrecht worden gebruikt. Verder moet het plichtsverzuim de ambtenaar zijn toe te rekenen en mag de opgelegde straf niet onevenredig zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
Hieruit volgt dat de rechtbank bij de beoordeling van het bestreden besluit de volgende vragen moet beantwoorden:
a. was het onderzoek van verweerder zorgvuldig en onpartijdig?
b. heeft eiseres zich schuldig gemaakt aan de gedragingen die haar worden verweten?
c. vallen de vastgestelde gedragingen onder de definitie van plichtsverzuim?
d. zijn de gedragingen aan eiseres toe te rekenen?
e. is het opleggen van onvoorwaardelijk strafontslag in dit geval evenredig geweest?
Rapport Hoffmann (vraag a)
8. Eiseres voert in beroep aan dat het rapport van Hoffmann niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen worden gelegd. Volgens eiseres is het onderzoek onzorgvuldig en onjuist tot stand gekomen. Het onderzoek is door verweerder gestuurd en beïnvloed en de direct betrokken projectleiders [C]en [D] zijn ten onrechte niet gehoord. Er is sinds 2016 sprake geweest van een jacht op eiseres. Ook is er sprake van pestgedrag.
9. De rechtbank stelt vast dat door Hoffmann een onderzoek is ingesteld naar aanleiding van meldingen bij verweerder over het functioneren van eiseres en mogelijke misstanden bij het team [team 1] . Uit de dossierstukken blijkt dat er sprake is van forse aantijgingen tegen eiseres. Er bestond daarom voor verweerder een duidelijke aanleiding om opdracht te geven voor een onderzoek. Dat verweerder erop uit was om eiseres weg te pesten, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank oordeelt dat de onderzoeksgegevens door Hoffmann deugdelijk zijn vastgesteld. Het feit dat de (externe) medewerkers [C] en [D] niet zijn gehoord, betekent niet dat er sprake is geweest van een onzorgvuldig onderzoek. Niet is gebleken dat het, gelet op de onderzoeksvraag die door verweerder aan Hoffmann was gesteld, noodzakelijk was dat zij werden gehoord. Voor zover er al sprake was van een zorgvuldigheidsgebrek, is dat hersteld toen Hoffman in het kader van het nader onderzoek [C] en [D] alsnog heeft willen horen. [D] is op het verzoek ingegaan, [C] niet. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het dossier dat verweerder het onderzoek heeft gestuurd of beïnvloed. De rechtbank oordeelt dat het onderzoek van Hoffmann zorgvuldig is geweest en verweerder het rapport van Hoffmann aan de besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen.
Gedragingen – plichtsverzuim (vraag b en c)
10. De rechtbank beoordeelt eerst of eiseres de onder 4.a) en 4.b) vermelde en aan haar verweten gedragingen heeft begaan en of deze gedragingen als plichtsverzuim zijn aan te merken.
Over de onder 4.a. verweten gedraging
11. Niet in geschil is dat eiseres met één van haar medewerkers op haar zakelijke telefoon app-berichten heeft uitgewisseld over collega’s, waaronder haar toenmalige leidinggevende. Voorbeelden hiervan zijn:
“
Ratje..”“Kill HIM…”
“
Klopt! Hij is echt een rat”;
“
Ben klaar met het gesticht”;
“
Wat een zieke tent werk ik zeg…”.
12. De rechtbank is van oordeel dat eiseres zich met het verzenden van deze app-berichten ongeoorloofd en ongepast heeft gedragen en daarmee de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden. Eiseres heeft hiermee haar leidinggevende bij één van haar medewerkers in diskrediet gebracht en hiermee deloyaal en oncollegiaal gehandeld. Hierbij is van belang dat eiseres een leidinggevende functie had en dat de app-berichten gericht waren aan een ondergeschikte medewerker. Verweerder heeft deze gedraging daarom terecht aangemerkt als ernstig plichtsverzuim.
Over de onder 4.b. verweten gedraging
13. Niet in geschil is dat eiseres op 28 december 2018 twee facturen van in totaal € 20.000,- betaalbaar heeft laten stellen die waren ingediend door [bedrijf] inzake de projecten [projecten] voor de gemeente [gemeente 1] en [gemeente 2] . Eiseres heeft op 28 december 2016 hierover aan [E] , financieel medewerker, gemaild:
“
Betaalbaar stellen voor 2016. P-budget.
[F] / [G] is akkoord met de factuur”
“
Graag betaalbaar stellen voor 2016. Betreft factuur voor [gemeente 2] . P-budget. [G] / [F] heeft dit al nagekeken en is akkoord”.
Eiseres heeft bij deze e-mails niet vermeld dat [bedrijf] het bedrijf is van [C] (“ [G] ” in de mails).
14. De rechtbank is allereerst van oordeel dat deze gedraging in het voornemen is gekwalificeerd als een zelfstandig verwijt dat plichtsverzuim kan opleveren en dat losstaat van de gedraging onder 4.c). Daarbij merkt de rechtbank op dat sprake is van een andersoortige gedraging. Immers, ongeacht of de projecten [projecten] hebben plaatsgevonden, kan de manier waarop eiseres de facturen betaalbaar heeft gesteld plichtsverzuim opleveren. Het standpunt van de gemachtigde van eiseres ter zitting dat de gedragingen onder 4.b) en 4.c) niet los van elkaar kunnen worden gezien, volgt de rechtbank daarom niet.
15. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres met haar handelwijze bij [E] de indruk heeft gewekt dat de facturen waren gecontroleerd, terwijl dit niet zo was. Van controle was immers geen sprake aangezien de mededeling dat een factuur juist is bevonden door degene die de factuur indient, niet als bevestiging van de juistheid kan gelden. Eiseres heeft [E] hiermee bewust op het verkeerde been gezet. Hierbij is van belang dat [E] op 12 maart 2018 heeft verklaard dat hij niet wist dat [bedrijf] het bedrijf van [C] was en dat hij, als hij dat had geweten, de factuur nooit had betaald.
16. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat eiseres budgethouder was en dat zij als leidinggevende verantwoordelijk was voor de controle van facturen. Eiseres heeft dat niet betwist. De rechtbank is het met verweerder eens dat van eiseres had mogen worden verwacht dat zij de facturen van [bedrijf] zelf controleerde. De controle van deze facturen was juist in dit geval van belang, omdat:
- eiseres persoonlijk niet bij de [projecten] aanwezig was geweest en dus niet op de hoogte was van de verrichte werkzaamheden;
- de facturen niet waren voorzien van een specificatie of onderbouwing van de gemaakte uren;
- de facturen afkomstig waren van [bedrijf] / [C] ; en
- [C] normaal gesproken alleen zijn gewerkte uren factureerde en geen facturen stuurde op naam van zijn bedrijf.
17. Door [E] onvolledig en onjuist te informeren en door niet zelf de facturen van [bedrijf] te controleren heeft eiseres zich niet gedragen zoals van een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden mag worden verwacht. Dat eiseres een groot team onder zich had en dat de werkdruk hoog was, doet aan het voorgaande niet af. Dit neemt namelijk niet weg dat eiseres [E] bewust op het verkeerde been heeft gezet en dat zij eindverantwoordelijk was voor de controle. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze gedraging van eiseres daarom terecht aangemerkt als ernstig plichtsverzuim.
Toerekenbaarheid (vraag d)
18. Bij de vraag of het plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim is van belang of de ambtenaar de ontoelaatbaarheid van het verweten gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Het ligt op de weg van de ambtenaar aannemelijk te maken dat het plichtsverzuim hem niet kan worden toegerekend.
19. Eiseres heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen verweerders standpunt dat het plichtsverzuim haar kan worden toegerekend. Nu niet is gebleken dat het plichtsverzuim niet aan eiseres kan worden toegerekend, is de rechtbank van oordeel dat verweerder bevoegd was eiseres daarvoor disciplinair te straffen.
20. Eiseres voert in beroep aan dat de disciplinaire straf van ontslag de evenredigheidstoets niet kan doorstaan.
21. De rechtbank onderkent dat de disciplinaire straf van ontslag voor eiseres ingrijpende gevolgen heeft, omdat zij door deze maatregel haar baan en daarmee haar inkomen heeft verloren. Daar staat tegenover dat de hiervoor door de rechtbank vastgestelde verweten gedragingen onder 4.a) en 4.b) samen als ernstig plichtsverzuim zijn aan te merken. Door in strijd te handelen met de eisen van integriteit, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid heeft eiseres, zeker gelet op haar leidinggevende positie, het in haar gestelde vertrouwen in ernstige mate geschonden. De rechtbank acht de disciplinaire straf van ontslag daaraan niet onevenredig.
22. Gelet op het voorgaande was verweerder bevoegd om eiseres de disciplinaire straf van ontslag op te leggen.
23. Nu de onder 4.a) en 4.b) verweten en vastgestelde gedragingen samen al de opgelegde disciplinaire straf van ontslag kunnen dragen, laat de rechtbank de gedraging onder 4.c) en wat daartegen is aangevoerd onbesproken.
24. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is.
25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.