ECLI:NL:RBMNE:2022:2283
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet wegens schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak heeft eiser, die zich op 7 juni 2021 meldde voor bijstand op grond van de Participatiewet (Pw), zijn aanvraag afgewezen gezien het ontbreken van noodzakelijke informatie. Eiser had aangegeven dat hij de bijstand op een andere datum wilde laten ingaan vanwege ziekte door corona. Het primaire besluit van 6 september 2021 wees de aanvraag af, en het bezwaar daartegen werd op 14 december 2021 ongegrond verklaard. Verweerder stelde dat eiser onvoldoende informatie had verstrekt, waaronder bankafschriften en een overzicht van zijn verblijfplaatsen, wat noodzakelijk was om het recht op bijstand vast te stellen.
Tijdens de zitting op 1 april 2022 werd vastgesteld dat eiser per 7 juni 2021 bijstand had gekregen vanuit de gemeente Arnhem. Eiser stelde dat hij recht had op bijstand van verweerder voor de periode van 23 april 2021 tot en met 6 juni 2021 en dat hij een proceskostenvergoeding wenste. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende procesbelang had voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Eiser voerde aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en dat de gevraagde informatie niet nodig was om zijn recht op bijstand vast te stellen. Verweerder betoogde echter dat de gevraagde gegevens essentieel waren voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn wettelijke inlichtingenplicht had geschonden door geen bankafschriften en verblijfplaatsinformatie te verstrekken. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld, en werd het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.