ECLI:NL:RBMNE:2022:2024

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
16-296003-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding door zoenen en betasten in de taxi

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van aanranding van een slachtoffer met een verstandelijke beperking. De tenlastelegging betrof het zoenen en betasten van het slachtoffer in een taxi op 15 januari 2019. Tijdens de terechtzitting op 12 mei 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. T. Tanghe, achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verstandelijke beperking van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht tegen de wil van het slachtoffer, wat duidt op dwang. De rechtbank heeft ook steunbewijs gevonden in de verklaringen van getuigen die de emotionele toestand van het slachtoffer na het voorval hebben waargenomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en heeft het bewezen verklaarde gekwalificeerd als feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de kwetsbaarheid van het slachtoffer, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.296003.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.B. Hoffman, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
op 15 januari 2019 te [plaats 1] [slachtoffer] heeft aangerand door haar te zoenen en te betasten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] is volgens de officier van justitie betrouwbaar. De getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] kunnen dienen als steunbewijs, nu zij met hun eigen waarneming emoties hebben waargenomen bij het slachtoffer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is. Verdachte ontkent stellig. De verklaring van het slachtoffer is niet betrouwbaar en kan daarom niet als voldoende worden geacht voor een bewezenverklaring. Het steunbewijs duidt bovendien niet direct op handelingen van verdachte en kan daarmee ook niet de benodigde ondersteuning bieden aan de verklaring van het slachtoffer. Verder klopt het door [getuige 1] geschetste tijdsverloop niet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit een proces-verbaal van bevindingen over het studioverhoor met [slachtoffer] op 7 maart 2019 blijkt het volgende:
[slachtoffer] werd gevraagd "alles te vertellen over de taxi" en zij vertelde in haar free recall dat:
- het was gebeurd in de taxi
- het niet leuk was
- het dinsdag was en dat een jongetje haar ging zoenen, maar dat zij dat niet wilde
- die man toen ook met de handen bij haar ging
- ze het niet vertrouwde
[slachtoffer] doet voor hoe de man dat deed met zijn handen en wrijft van haar bovenbenen omhoog naar haar kruis daar gekomen wrijft ze nog wat langer. [verbalisant] (
de rechtbank begrijpt: verbalisant) vraagt waar de chauffeur haar zoende en [slachtoffer] vertelt dat het op haar mond was en niet hier, wijzend naar haar wang, maar echt hier op haar mond.
[slachtoffer] zegt dat:
- ze was gaan paardrijden en dan in de taxi naar huis ging. Dat ze met [A] in de taxi was en dat [A] eerst naar huis gebracht werd en daarna zij zelf. [slachtoffer] vertelt dat [A] uit de taxi was en dat hij haar toen ging zoenen. [2]
- zij "Nee" gezegd had omdat hij haar wel leuk vond maar zij hem niet
[verbalisant] vraagt naar de hand op haar been en [slachtoffer] vertelt dat:
- hij met één hand zo ging, zo omhoog met één hand, [slachtoffer] staat op en laat zien wat hij met zijn hand deed. Langs haar been omhoog naar haar kruis.
- zij gevraagd heeft of hij dat niet mocht doen
- hij met zijn hand af moet blijven omdat het haar benen zijn
- hij eraf moet blijven zei dat ook tegen hem gezegd heeft, dat hij van haar benen af moest blijven omdat die van haar zijn
- hij haar eerst ging kussen en toen met zijn hand. [3]
Uit de verklaring van [getuige 1] bij de politie blijkt het volgende:
Ik zag [slachtoffer] uitstappen en de taxi reed best snel weg. [4] [slachtoffer] kwam binnen en maakte een gebaar met haar handen voor haar mond, alsof ze wat wegveegde. Toen vroeg ik wat er aan de hand was. Toen zei ze dat de taxichauffeur haar gekust had. En ze zei: hij heeft me aangeraakt. Ze deed haar hand bij haar vagina en benoemde dat hij haar had aangeraakt bij haar paardrijbroek. Ze begon flink te huilen. Ze kon alleen maar huilen huilen huilen. Een paar dagen later verstijfde ze onder de douche. Normaal praat ze en nu was ze helemaal verstijfd. Dat had ik nog nooit eerder gezien bij haar. [5]
Uit de verklaring van [getuige 2] bij de rechter-commissaris blijkt het volgende:
Wat kunt u zich van dat voorval nog herinneren?
Vooral toen ze binnen kwam, haar blik in de ogen en de geschrokkenheid, paniek, ze was heel paniekerig. Daardoor zei ik ook: "wat is er aan de hand?" Ze maakte bewegingen (getuige haalt eerst haar rechterhand voor langs haar mond en dan de linkerhand voor langs haar mond). Dat deed ze snel en meerdere keren. Ze zei er "bah" bij en "kussen" of "zoenen". [6] En ze zei ook nog: ik wil niet zoenen of ik wilde niet zoenen.
Wat is er toen gebeurd?
We hebben gevraagd wat er aan de hand was en wat er was gebeurd. Toen begon ze te huilen en deed ze haar verhaal. De taxichauffeur had haar gezoend of gekust. Ze was gewoon helemaal in paniek. De paniek in haar ogen heeft veel indruk op mij gemaakt. [7]
Uit het proces-verbaal van aangifte door [aangever] (moeder en mentor van [slachtoffer] ) blijkt het volgende:
Hoe kan u [slachtoffer] beschrijven?
[slachtoffer] heeft een ernstige verstandelijke beperking waarbij ze op een cognitief niveau zit van 3 à 4 jaar. [8]
Uit een proces-verbaal van bevindingen met als bijlage de rittenstaat blijkt het volgende:
Op 9 september 2020 werd door [B] van [bedrijf] een rittenstaat van 15 januari 2019 aangeleverd met tevens de gegevens van de chauffeur namelijk: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1966 en wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] . [B] verklaarde dat hij kon zien dat uit de rittenstaat bleek dat de taxi al om 19:53 op de [locatie 1] te [plaats 2] aanwezig was. [slachtoffer] is om 20:15 uur ingestapt. Om 20:20 uur rijdt de taxi weg vanaf de [locatie 1] te [plaats 2] om naar [plaats 3] te rijden. Om 20:52 uur is de taxi op de [locatie 2] te [plaats 1] . De [locatie 2] is gelegen op de hoek van de [locatie 3] te [plaats 1] , de locatie waar [slachtoffer] woont. [9]
Uit een aanvullend proces-verbaal van bevindingen blijkt het volgende:
De tweede klant is op 15 januari 2019 om 20:30 uur ingestapt op de [locatie 4] te [plaats 3] . Op dezelfde dag om 20:48 uur stapt deze passagier uit op de [adres 2] te [plaats 1] . [10]
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van aanranding moet de rechtbank vaststellen dat sprake is geweest van dwang. Van dwingen is sprake wanneer het slachtoffer toelaat wat hij of zij zonder dwang niet zou hebben toegelaten. Van dwang kan slechts sprake zijn indien de verdachte opzettelijk veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen zijn of haar wil ondergaat. Dat betekent dat er geen sprake is van dwang als er geen sprake blijkt van enige voor de verdachte kenbare vorm van verzet, tenzij er sprake is van onverhoeds handelen van verdachte waartegen het slachtoffer zich niet heeft kunnen verzetten.
De omstandigheden op basis waarvan de rechtbank dient te beoordelen of sprake is van dwang moeten volgen uit de zich in het dossier bevindende stukken. In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen het slachtoffer en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd. Steunbewijs kan ertoe leiden dat toch een bewezenverklaring kan volgen.
Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de aanranding als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen en afkomstig is van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (slachtoffer) heeft afgelegd. Indien een verklaring van een getuige (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezen verklaarde. [11]
Betrouwbaarheid verklaring slachtoffer
De rechtbank zal eerst moeten vaststellen of zij de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar vindt en – als dat zo is en de verklaring dus als bewijsmiddel kan worden gebruikt – vervolgens ook moeten nagaan of in het dossier voldoende steunbewijs aanwezig is voor deze verklaring.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] authentiek, concreet, consistent en gedetailleerd heeft verklaard op zowel de avond van het incident zelf (15 januari 2019) als bij het taxatiegesprek met de orthopedagoog/psycholoog op 16 januari 2019 en bij het studioverhoor op 7 maart 2019. Zowel ten aanzien van de handelingen die zouden hebben plaatsgevonden (kussen en betasten) als de omstandigheden waaronder die handelingen zou hebben plaatsgevonden (in de taxi) zijn de verklaringen van [slachtoffer] concreet en consistent. [slachtoffer] heeft meerdere keren aan verschillende personen duidelijk aangegeven wat er wel maar ook wat er niet was gebeurd. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] dan ook betrouwbaar. Dat er sprake is van een verstandelijke beperking bij [slachtoffer] maakt dit oordeel van de rechtbank niet anders, nu de rechtbank geen redenen heeft om aan te nemen dat die omstandigheid afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Anders dan de verdediging betoogt, maakt ook de omstandigheid dat bij [slachtoffer] sprake zou zij van echolalie (dat wil zeggen het dwangmatig herhalen van woorden of zinnen) haar verklaringen niet onbetrouwbaar. Zowel uit het woordelijk verslag van het verhoor bij de politie als van het gesprek met de orthopedagoog, blijkt dat [slachtoffer] zelf over de situatie begint te vertellen en dat zij in ieder geval aan het begin van het verhoor en gesprek geen (belastende) woorden herhaalt van de ondervrager en later in het verhoor en gesprek alleen in beperkte mate.
Steunbewijs
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of er voldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van [slachtoffer] . In het dossier bevinden zich getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , begeleiders/medewerkers op de woongroep van [slachtoffer] . Zij verklaren beiden over zowel de handelingen (de fysieke veegbewegingen langs haar mond) als de emoties die zij bij [slachtoffer] hebben waargenomen na het incident. [getuige 1] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] heeft zien huilen, dat [slachtoffer] bleef huilen en later onder de douche verstijfde, terwijl dat normaal niet zo was. [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat [slachtoffer] geschrokken en in paniek was. Ook zij heeft op die avond gezien dat [slachtoffer] moest huilen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de getuigenverklaringen niet volgt dat de uitlatingen van [slachtoffer] haar door haar begeleiders in de mond zijn gelegd. De rechtbank is van oordeel dat dat deze getuigenverklaringen, met name gelet op de direct waargenomen emoties bij [slachtoffer] , steun bieden aan de verklaringen van [slachtoffer] zelf.
Dwang
[slachtoffer] heeft aan verdachte aangegeven dat zij niet wilde dat hij haar kuste en dat hij niet aan haar benen mocht komen. Ondanks deze woorden van [slachtoffer] heeft verdachte zijn handelingen doorgezet. Daarmee heeft verdachte opzettelijk veroorzaakt dat [slachtoffer] handelingen tegen haar wil heeft moeten ondergaan. Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van de situatie dat hij als volwassen man en taxichauffeur een natuurlijk overwicht had op [slachtoffer] , een verstandelijk beperkte vrouw.
Verklaring verdachte
De verklaring van verdachte dat het niet klopt wat [slachtoffer] heeft verklaard, en er dus van aanranding geen sprake zou zijn geweest, acht de rechtbank gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen en hetgeen daarover is overwogen niet geloofwaardig.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 januari 2019 [slachtoffer] in de taxi heeft aangerand door haar te kussen en haar te betasten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 15 januari 2019 te [plaats 1] , door een andere feitelijkheid, te weten door [slachtoffer] – die een verstandelijke beperking heeft – terwijl hij, verdachte, en die [slachtoffer] in een taxibusje reden en/of zaten meermalen, althans éénmaal,
- onverhoeds te zoenen op haar mond en
- onverhoeds te betasten aan en wrijven over haar bovenbe(e)n(en) en haar met kleding bedekte geslachtsdeel,

[slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het zoenen op haar mond en het betasten van en wrijven over haar bovenbe(e)n(en) en haar met kleding bedekte geslachtsdeel;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak geen opmerkingen gemaakt over de strafoplegging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van een kwetsbaar slachtoffer, een verstandelijk beperkte vrouw. Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van het natuurlijke overwicht dat hij op het slachtoffer had. In zijn hoedanigheid van taxichauffeur had verdachte een veilige plek moeten bieden aan het slachtoffer terwijl hij haar heen en weer vervoerde van haar woongroep naar haar grootste hobby: paardrijles. In plaats daarvan heeft verdachte juist het tegenovergestelde gedaan: in de taxi heeft de aanranding plaatsgevonden, waarmee de taxi voor het slachtoffer een zeer onveilige plek is geworden. De rechtbank neemt verdachte dit bijzonder kwalijk. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van het gebeuren taxichauffeurs niet meer vertrouwt en daarom drie jaar lang niet meer met de taxi naar paardrijden is gegaan. Inmiddels gaat ze weer met de taxi, maar vanwege de angst gaat nog steeds een begeleider met haar mee.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 april 2022. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met justitie.
In het reclasseringsadvies van 31 mei 2021, uitgebracht door Reclassering Nederland, wordt het recidiverisico ingeschat als laag. Het opleggen van interventies of toezicht is daarom volgens de reclassering niet geïndiceerd. Ten tijde van de verdenking waren er weinig problemen bij verdachte. Als gevolg van het incident zijn er echter wel problemen ontstaan, doordat verdachte, die werkte als taxichauffeur, zijn taxipas is kwijtgeraakt.
Strafoplegging
De rechtbank houdt rekening met straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Ook houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis bij niet of niet volledige voldoening, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
50 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2022. De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te [plaats 1] ,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door [slachtoffer] – die een verstandelijke beperking
heeft – terwijl hij, verdachte, en die [slachtoffer] in een taxibusje reden en/of zaten
meermalen, althans éénmaal,
- onverhoeds te (tong)zoenen op/in haar mond en/of
- onverhoeds te betasten aan en/of wrijven over haar bovenbe(e)n(en) en/of haar
(met kleding bedekte) geslachtsdeel,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het (tong)zoenen op/in haar mond en/of het betasten van
en/of wrijven over haar bovenbe(e)n(en) en/of haar met kleding bedekte
geslachtsdeel;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 november 2020, genummerd PL0900-2019017028, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 60. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2019, pagina 11.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2019, pagina 12.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 12 augustus 2020, pagina 16.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 12 augustus 2020, pagina 15.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris van 22 december 2021, blad 2.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris van 22 december 2021, blad 3.
8.Een proces-verbaal van aangifte van 25 januari 2019, pagina 7.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 september 2020, met bijlage, pagina 39.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, BVH-nummer 2019017028, PV-nummer 13.
11.Zie o.a. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452 en HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117.