ECLI:NL:RBMNE:2022:1817
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een laattijdige aanvraag voor Wajong-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft eiser, geboren in 1977, op 19 oktober 2020 een laattijdige aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke aanvraag op 22 oktober 2020 werd afgewezen. De afwijzing werd later op 13 september 2021 gehandhaafd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, met als reden dat eiser ondanks zijn beperkingen in staat was om ten minste het minimumloon te verdienen. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 12 mei 2022 behandeld, waarbij eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser moet worden beoordeeld aan de hand van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser op 19 oktober 2019 niet arbeidsongeschikt was in de zin van de AAW, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep had vastgesteld dat eiser op die datum in staat was om ten minste het minimumloon te verdienen.
Eiser heeft aangevoerd dat de verzekeringsarts ten onrechte heeft aangenomen dat er geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts voldoende onderbouwd heeft dat er op 19 oktober 2019 geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. Ook de argumenten van eiser met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid op 17- en 18-jarige leeftijd zijn door de rechtbank verworpen, omdat er onvoldoende medische gegevens beschikbaar waren om deze vast te stellen.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de gevraagde Wajong-uitkering. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat de uitkomst van het bestreden besluit niet anders is dan die van het primaire besluit.