9.1[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een vergoeding van € 24.902,23 voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de feiten 1 en
2. Dit bedrag bestaat uit een vergoeding van € 17.402,23 voor de materiële schade en € 7.500,00 voor de immateriële schade.
De materiële schade bestaat uit:
schade aan jas € 868,00
schade aan broek € 99,00
het eigen risico van de zorgverzekering voor 2021 en 2022 € 770,00
kosten van EMDR-behandelingen € 140,00
kosten van het extra abonnement op de sportschool € 139,80
reiskosten van bezoek aan huisarts € 1,56
reiskosten naar politiebureau voor het doen van aangifte € 2,08
reiskosten van bezoeken aan psycholoog € 6,76
reiskosten van bijwonen zitting rechtbank € 22,25
reiskosten van bezoek(en) aan advocaat € 38,10
arbeidsongeschiktheid € 1.332,00
economische kwetsbaarheid € 5.000,00
toekomstige materiële schade € 9.053,43
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft de rechtbank ter zitting verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de gedeeltes van de vordering die zien op de kosten die (wellicht) nog worden gemaakt in verband met de behandeling van de vordering in hoger beroep.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot een bedrag van in totaal € 4.745,75 toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering tot vergoeding van de beschadigde jas kan volgens de officier van justitie worden toegewezen tot een bedrag van € 650,00, omdat de jas twee jaar oud was. De vordering tot vergoeding van het verbruikte eigen risico in 2021 en de EMDR-behandelingen kan geheel worden toegewezen. Datzelfde geldt voor de vordering ten aanzien van de reiskosten.
De benadeelde partij moet volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de beschadigde broek, omdat de vordering ten aanzien van deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij moet daarnaast niet- ontvankelijk worden verklaard in de vordering ten aanzien van het sportschoolabonnement, de arbeidsongeschiktheid en economische kwetsbaarheid, omdat het causale verband tussen de gepleegde feiten en deze schadeposten moeilijk is vast te stellen.
De vordering tot vergoeding van de immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.500,-, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.141,56. De vordering tot vergoeding van de EMDR-behandelingen en de reiskosten naar de huisarts kunnen worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van de beschadigde jas moet worden afgewezen, nu deze door de rechtbank reeds is toegewezen in de zaak tegen de medeverdachte. De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering ten aanzien van de overige materiële schadeposten, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd, dan wel het causaal verband te complex is.
De vordering tot vergoeding van de immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de schade aan de jas (1) van de benadeelde partij rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank stelt vast dat de jas twee jaar oud is en schat de schade daarom op € 650,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de beschadigde jas daarom toewijzen tot een bedrag van € 650,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Dat in de zaak van de medeverdachte reeds een vergoeding voor de beschadigde jas is toegekend maakt – anders dan door de raadsman betoogd – niet dat de vordering in de zaak van verdachte moet worden afgewezen. Verdachte heeft het onder 1 en 2 bewezen verklaarde samen met de medeverdachte gepleegd en is naar civielrechtelijke maatstaven dan ook hoofdelijk aansprakelijk voor de schade.
De benadeelde partij heeft ook een vergoeding gevorderd voor een beschadigde broek (2). Dit gedeelte van de vordering is echter niet onderbouwd en op grond van het procesdossier kan niet worden vastgesteld dat de schade aan de broek het gevolg is van de feiten 1 en 2. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Uit de vordering en de onderbouwing daarvan blijkt dat de benadeelde partij als gevolg van de feiten 1 en 2 sinds februari 2021 in behandeling is bij een psycholoog voor klachten die passen bij een Post Traumatische Stress-stoornis. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit worden afgeleid dat de benadeelde partij het eigen risico van de zorgverzekering van € 385,- in 2021 volledig heeft verbruikt. Verder heeft de benadeelde partij ook EMDR-behandelingen gehad waarvoor hij zelf € 140,- heeft moeten betalen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van het eigen risico (3) en de EMDR-behandelingen (4) dan ook toewijzen tot € 525,-. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot vergoeding van het eigen risico van 2022, nu uit de onderbouwing van de vordering niet kan worden afgeleid dat dit al is verbruikt of zal worden verbruikt.
Het causaal verband tussen de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor het extra abonnement bij de sportschool (5) en het bewezen verklaarde is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal ten aanzien van deze schadepost daarom ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal de reiskosten die zijn gemaakt voor (noodzakelijke) medische behandelingen tot herstel van het door het strafbare feit opgelopen fysiek of geestelijk letsel toewijzen tot een bedrag van in totaal € 8,32 (6 en 8). Datzelfde geldt voor de reiskosten naar het politiebureau (post 7). Deze kosten komen op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voor vergoeding in aanmerking, nu ze zijn gemaakt ter vaststelling van de aansprakelijkheid van verdachte (ECLI:NL:HR:2019:793). De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de reiskosten naar de rechtbank (9) afwijzen. Het betreffen proceskosten die slechts worden vergoed indien de benadeelde partij alleen ter zitting is verschenen en/of zelf het woord heeft gevoerd. Nu de benadeelde partij zich heeft laten bijstaan door zijn raadsvrouw, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking. De reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het bezoek aan de advocaat (10) betreffen eveneens proceskosten. Deze komen als zodanig wel voor vergoeding in aanmerking (ECLI:NL:HR:2018:2338). De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor de arbeidsongeschiktheid en de economische kwetsbaarheid van de benadeelde partij (11 en 12), nu een causaal verband tussen deze schadeposten en het bewezen verklaarde is betwist en van een onvoldoende onderbouwing is voorzien om in het kader van dit strafproces te kunnen toewijzen. Ook ten aanzien van de toekomstige kosten (13) zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze kosten zijn op dit moment niet toewijsbaar, omdat niet vaststaat dat en in welke omvang deze kosten worden gemaakt.
Immateriële schade
Uit de vordering van de benadeelde partij en de toelichting daarop ter terechtzitting blijkt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten 1 en 2. De rechtbank begroot deze schade, naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, op € 2.500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet- ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Totaal
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 3.685,40 toewijzen. Het bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 38,10.
Hoofdelijkheid
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte de feiten 1 en 2 samen met een ander heeft gepleegd. Dat betekent dat verdachte en zijn medeverdachte – zoals hiervoor reeds overwogen – naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 3.685,40, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 46 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.