ECLI:NL:RBMNE:2022:1464
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en indexeringspercentage in Blaricum
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning in Blaricum. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde P. Loijen, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking van de gemeenten, die de waarde van de woning voor het belastingjaar 2021 had vastgesteld op € 1.013.000,-. Eiseres stelde dat de indexeringspercentages niet inzichtelijk waren gemaakt en dat dit leidde tot een ongelijkwaardige procespositie. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende inzicht had gegeven in de indexering en dat de beroepsgrond niet slaagde.
Daarnaast voerde eiseres aan dat de KOUDV- en liggingsfactoren niet waren vermeld in het taxatieverslag, maar de rechtbank concludeerde dat verweerder in beroep voldoende uitleg had gegeven over deze factoren. Eiseres bracht ook naar voren dat de liggingsfactor van haar woning ten onrechte op een 4 was vastgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder dit voldoende had onderbouwd. Verder werd er gediscussieerd over de grondstaffel en de waardering van de woning, waarbij de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende rekening had gehouden met de staat van de woning en de verouderde voorzieningen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits, en werd openbaar uitgesproken op 13 april 2022.