ECLI:NL:RBMNE:2022:1044

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/2396 en UTR 21/2833
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen informatiebeschikking en waardevaststelling WOZ-waarde van een woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente over de WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 334.000,- per 1 januari 2020, waarop eiseres bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank behandelt twee zaken: het beroep tegen de informatiebeschikking en het beroep tegen de waardevaststelling. Eiseres stelt dat de informatiebeschikking onrechtmatig is opgelegd, omdat deze niet rechtstreeks aan haar, maar aan haar gemachtigde is gestuurd. De rechtbank oordeelt dat de gemachtigde bevoegd was om namens eiseres op te treden en dat de toezending aan de gemachtigde gelijk staat aan toezending aan eiseres zelf. Hierdoor is de informatiebeschikking niet onrechtmatig.

Daarnaast is in geschil de vastgestelde WOZ-waarde. Eiseres betwist de waarde en stelt dat deze lager moet zijn, namelijk € 320.000,-. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende heeft aangetoond dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. De rechtbank verklaart beide beroepen ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2396 en UTR 21/2833

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. de Jong),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] , verweerder

(gemachtigde: I.K. Beek).

Procesverloop

Verweerder heeft in zijn beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak op het adres [adres] in [plaats] (de woning) voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 334.000,- naar waardepeildatum 1 januari 2020. Bij deze beschikking heeft verweerder aan eiseres als eigenaar van deze woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
Eiseres is tegen de beschikking in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van 9 juni 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
In het kader van de afhandeling van het bezwaar heeft verweerder bij brief van 10 maart 2021 op grond van artikel 47, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) verzocht om inlichtingen te verstrekken over de toestand van de woning door middel van het invullen van een Inlichtingen Formulier Secondaire Objectkenmerken. Deze brief is gericht aan de gemachtigde van eiseres in de lopende bezwaarprocedure. In de brief heeft verweerder erop gewezen dat, indien het formulier niet op tijd wordt geretourneerd, er een informatiebeschikking wordt genomen. Daarbij is vermeld dat dit inhoudt dat er een omgekeerde verzwaarde bewijslast van kracht is inzake de gevraagde gegevens.
Vanwege het uitblijven van de gevraagde inlichtingen heeft verweerder op 16 april 2021 een informatiebeschikking genomen op grond van artikel 52a, eerste lid, van de Awr.
Eiseres heeft op 28 april 2021 bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.
In de uitspraak op bezwaar van 6 mei 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de informatiebeschikking ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer UTR 21/2396.
In de uitspraak op bezwaar van 9 juni 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de waardevaststelling ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer UTR 21/2833.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn behandeld op de digitale zitting van 8 maart 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het beroep tegen de informatiebeschikking (21/2396)
1. Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ is artikel 52a van de Awr van toepassing in WOZ-zaken. Op grond van artikel 52a, eerste lid, van de Awr kan verweerder een informatiebeschikking nemen. Dit heeft verweerder gedaan. Deze informatiebeschikking is op 6 mei 2021 komen te vervallen, omdat de door verweerder opgevraagde informatie op 28 april 2021 door eiseres is verstrekt. De gevolgen van de informatiebeschikking zijn hiermee komen te vervallen, daarom is dit beroep alleen gericht op de vraag of de proceskosten van eiseres vergoed moeten worden.
2. Eiseres stelt dat haar proceskosten vergoed moeten worden omdat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld door aan eiseres een informatiebeschikking op te leggen. Voordat een informatiebeschikking wordt opgelegd moet een verzoek om informatie gestuurd worden. Volgens eiseres kan een verzoek om informatie alleen worden gedaan bij de belastingplichtige en niet bij de gemachtigde van belastingplichtige in het kader van de bezwaarprocedure tegen de waardevaststelling van de woning. Eiseres verwijst hiervoor naar artikel 47 van de Awr. In het geval van eiseres is het verzoek om informatie alleen naar de gemachtigde van eiseres gestuurd en niet naar eiseres zelf. Omdat het verzoek om informatie niet naar eiseres zelf is gestuurd kan aan haar ook geen informatiebeschikking opgelegd worden en is deze dus onrechtmatig opgelegd, aldus eiseres.
3. De rechtbank overweegt als volgt. De gemachtigde van eiseres was door eiseres gemachtigd om namens haar op te treden in de procedure tegen de waardevaststelling van haar woning. Doordat deze procedure nauw samenhangt met het verzoek om informatie mocht verweerder naar het oordeel van de rechtbank het verzoek om informatie enkel naar de gemachtigde van eiseres sturen. Door de nauwe samenhang van deze procedures staat toezending aan de gemachtigde van eiseres gelijk met toezending aan eiseres zelf. Deze beroepsgrond slaagt niet en daarom bestaat er geen reden voor een proceskostenveroordeling.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep met zaaknummer UTR 21/2396 ongegrond.
Het beroep tegen de waardevaststelling (21/2833)
5. De woning is een in 1976 gebouwde rijwoning met een dakkapel en een aangebouwde berging. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 136 m2 en een kaveloppervlakte van 189 m2.
6. In geschil is de waarde van de woning per 1 januari 2020. Eiseres bepleit een lagere waarde, namelijk € 320.000,-. Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde van
€ 334.000,-.
Beoordelingskader
7. Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde van de woning op waardepeildatum (1 januari 2020) niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald. De waarde wordt bepaald door middel van een vergelijkingsmethode. Dit houdt in dat de waarde van de woning wordt vastgesteld aan de hand van een vergelijking met de verkoopopbrengst van woningen die rondom de waardepeildatum zijn verkocht en voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. De referentiewoningen hoeven dus niet identiek te zijn aan de woning. Wel moet verweerder inzichtelijk maken op welke manier hij met de onderlinge verschillen rekening heeft gehouden. Bij de beoordeling hiervan zal de rechtbank wat eiser ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd, meewegen.
Beoordeling van het geschil
De op de zaak betrekking hebbende stukken
8. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Zo zijn de grondstaffels en de KOUDV-factoren niet inzichtelijk gemaakt, waardoor eiseres niet in staat is om de WOZ-waarde van de woning op alle onderdelen te betwisten. Dit is een schending van artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 40 van de Wet WOZ.
9. Verweerder stelt dat hij voldoet aan de eisen die door de Hoge Raad zijn gesteld en verwijst daarbij naar het Blackbox-arrest. [1] Op verzoek wordt in bezwaar het taxatieverslag en zo nodig de grondstaffel van de woning verstrekt. Eiseres kan naar aanleiding van deze gegevens/informatie nadere vragen stellen, bijvoorbeeld op de hoorzitting. Ter zitting wijst verweerder erop dat hij alle op de zaak betrekking hebbende stukken in bezwaar heeft overgelegd aan eiseres. In de beschikking van 6 mei 2021 is verwezen naar een internetlink waarmee eiseres deze stukken kon inzien. Het betreft een document van meer dan 400 pagina’s waar alle stukken in staan die van belang zijn, de grondstaffels zijn ook in dit document te vinden.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de rechtspraak volgt dat gegevens die worden opgeslagen, bewerkt, verwerkt of beheerd in databases in beginsel op de zaak betrekking hebbende stukken zijn, voor zover zij van belang en raadpleegbaar zijn met het oog op de aan de orde zijnde zaak. Deze gegevens vormen het op de zaak betrekking hebbende ‘stuk’, dat in de vorm van een afdruk of op een andere geschikte wijze ter beschikking moet worden gesteld. Uit het Blackbox-arrest volgt vervolgens dat er een gelijkwaardige procespositie voor partijen moet bestaan. Verweerder moet inzichtelijk en controleerbaar maken wat de uitkomst is van zijn modelmatige waardebepaling. Zonder deze inzichtelijkheid en controleerbaarheid dreigt een informatieachterstand bij eiser. Verweerder hoeft echter niet méér stukken (zoals een taxatiematrix) te verstrekken dan waar hij op dat moment zelf over beschikt.
11. Eiseres stelt zich terecht op het standpunt dat verweerder alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter beschikking moet stellen. De grondstaffels zijn door verweerder in de bezwaarfase overgelegd aan eiseres door middel van de internetlink. Het is dus niet zo dat eiseres op dit punt een informatieachterstand heeft opgelopen. Ten aanzien van de KOUDV-factoren overweegt de rechtbank het volgende. Als een belanghebbende in het bezwaarschrift, maar op de hoorzitting niet opnieuw aanvoert dat hij informatie mist door het niet toesturen van gevraagde stukken, dan mag in beginsel worden aangenomen dat hij die stukken kennelijk niet (meer) nodig heeft. [2] Eiseres heeft haar standpunt dat de KOUDV-factoren missen niet tijdens de hoorzitting herhaald, maar in beroep heeft zij wel opnieuw aangevoerd dat verweerder de KOUDV-factoren moet overleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is het pas in beroep opnieuw aanvoeren van dit standpunt in strijd met de goede procesorde. [3] Daarnaast heeft verweerder de KOUDV-factoren in de beroepsfase overgelegd, waardoor er geen informatieachterstand is ontstaan. Reeds hierom slaagt deze beroepsgrond niet.

De WOZ-waarde

12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix, de grondstaffels en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde vergelijkingsobjecten goed bruikbaar zijn, omdat zij alle in dezelfde buurt zijn gelegen, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat type, gebruiksoppervlakte en bouwjaar betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning.
13. Wat eiseres in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank legt dat hieronder uit.
14. Eiseres heeft een taxatierapport overgelegd. In dit taxatierapport is rekening gehouden met gebreken aan de woning die de waarde van de woning zouden drukken. De WOZ-waarde van de woning moet daarom volgens eiseres worden bepaald op € 320.000,-.
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de uitspraak op bezwaar van 9 juni 2021 voldoende gemotiveerd heeft weerlegd dat sprake is van de in het taxatierapport genoemde waardedrukkende factoren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
16. Gelet op het voorgaande is het beroep met zaaknummer UTR 21/2833 ongegrond.
Conclusie
17. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan eiseres een informatiebeschikking mocht sturen. Verder heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
18. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1316.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland van 5 juli 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2890.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland van 5 juli 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2890.