Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van een WIA-uitkering. Eiser ontving sinds 18 februari 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 58,50%. Verweerder heeft op 12 november 2019 aan eiser meegedeeld dat zijn uitkering per 2 januari 2020 zou worden beëindigd, waarna hij in aanmerking zou komen voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Dit besluit werd genomen na bezwaar van het Ministerie van Defensie, de ex-werkgever van eiser, en na medisch onderzoek door verzekeringsartsen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin hij aanvoert dat zijn medische situatie niet is verbeterd en dat hij niet in staat is om 40 uur per week te werken.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld. Eiser heeft niet voldoende aangetoond dat de rapportages onzorgvuldig of onjuist zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende medische informatie heeft verzameld en dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) adequaat is opgesteld. Eiser heeft zijn betoog dat de medische beoordeling onjuist is niet met medische stukken onderbouwd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.