Uitspraak
26 juni 2013, 11/5434 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
65 tot 80%, met ingang van 30 oktober 2008 berekend naar de klasse 80 tot 100%. Voorts heeft het Uwv in dat besluit de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant met ingang van
9 maart 2010 bepaald op 15 tot 25%.
9 maart 2010 niet in staat was tot het verrichten van arbeid. De rechtbank heeft aanleiding gezien om het onderzoek ter zitting van 22 juni 2012 met toepassing van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te schorsen en het Uwv in de gelegenheid te stellen appellant opnieuw door de verzekeringsarts bezwaar en beroep te laten onderzoeken, waarbij in het bijzonder onderzoek diende te worden verricht naar de gezondheid van appellant in de periode na 9 maart 2010.
WAO-uitkering is toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Appellant heeft opnieuw aangevoerd dat ten onrechte in verband met zijn medische klachten onvoldoende beperkingen zijn aangenomen en dat hij volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht. Het geding spitst zich toe op de stellingen van appellant dat ten onrechte geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden door een Nederlandse verzekeringsarts en ten onrechte geen beperkingen zijn opgenomen in verband met zijn oogklachten en de aanwezigheid van een achterstrenglaesie.
dr. T. Krüger van 22 april 2010 kan worden opgemaakt dat dit onderzoek is uitgevoerd en dat daarbij gebleken is dat er geen aanwijzingen waren voor lokale objectiveerbare afwijkingen in de achterstreng en dat er ook geen oorzakelijke afwijkingen konden worden vastgesteld als mogelijke verklaring voor de aanwezigheid van achterstreng-pathologie, zoals de genoemde vitamine B-12 deficiëntie. De bewering dat de diagnose achterstrenglaesie op de datum in geding vast zou staan wordt niet bevestigd door de inhoud van de diverse rapporten. In het licht van deze gegevens kon het Uwv dan ook tot de conclusie komen dat er geen specialistische gegevens bekend zijn waaruit zou blijken dat er sprake is van zeer ernstige medisch objectiveerbare neurologische problematiek bij appellant. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voorts opgemerkt dat zelfs indien er sprake zou zijn van een (beginnende) achterstrenglaesie, dit niet leidt tot het aangeven van andere beperkingen in de FML van 5 oktober 2010. Er zijn in ruime mate beperkingen toegekend voor fysiek zwaar belastende activiteiten voor de nek, de rug en de rest van de wervelkolom.
BESLISSING
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2015.