In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 23 december 2021, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Wob-verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had op 2 december 2020 een verzoek ingediend bij de Minister van Economische Zaken om documenten openbaar te maken die betrekking hebben op de financiële draagkracht van [bedrijf 2]. Na een uitblijven van een besluit heeft eiser op 6 april 2021 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat, omdat verweerder op 23 april 2021 alsnog een besluit heeft genomen, eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank behandelt vervolgens de inhoud van het Wob-verzoek en de reactie van verweerder. Verweerder heeft gesteld dat de Wob niet van toepassing is op [bedrijf 1], omdat deze geen bestuursorgaan is. De rechtbank bevestigt dit standpunt en oordeelt dat de Wob niet op [bedrijf 1] van toepassing is, omdat deze privaatrechtelijk is en niet onder verantwoordelijkheid van verweerder valt. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht geen documenten bij [bedrijf 1] heeft opgevraagd.
Daarnaast wordt ingegaan op de weigeringsgronden van de Wob. De rechtbank oordeelt dat verweerder op juiste wijze heeft gehandeld door bepaalde informatie niet openbaar te maken, omdat deze buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek viel of omdat het ging om bedrijfs- en fabricagegegevens die niet openbaar gemaakt mochten worden. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 29,-.