ECLI:NL:RBMNE:2021:6960

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
16-277278-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige door verdachte, met bewijsvoering en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2003, in de periode van 22 december 2016 tot 22 december 2019. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een inhoudelijke behandeling op meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie, de verdachte, zijn raadsvrouw en de benadeelde partij met hun raadsvrouw aanwezig waren.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige die aan de zorg van de verdachte was toevertrouwd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en deze werden ondersteund door getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gezien het grote leeftijdsverschil van 28 jaar, een overwicht had op het slachtoffer en dat de seksuele handelingen niet sociaal-ethisch aanvaardbaar waren.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen van € 10.083,30, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.277278.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1975 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in P.I. [locatie] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 februari 2021, 8 april 2021, 28 juni 2021 en 14 september 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.C. Heijmerink, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en haar raadsvrouw mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. in de periode van 22 december 2016 tot 22 december 2019 te Utrecht
ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige (geboren op [geboortedatum 2] 2003), die onder meer bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
2. in de periode van 22 december 2016 tot 9 juli 2020 te Utrecht
ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige (geboren op [geboortedatum 2] 2003) die aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid was toevertrouwd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank ziet geen belemmering voor een inhoudelijke behandeling van deze strafzaak.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Het onder 1 tenlastegelegde feit is te bewijzen op grond van de verklaring van [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) en de verklaringen van (zogenoemde) ‘disclosure-getuigen’.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit is van belang dat het slachtoffer minderjarig was toen zij bij verdachte bleef logeren. Op grond van vaste rechtspraak is een kind dat met toestemming van de ouders gaat logeren, toevertrouwd aan de zorg en de waakzaamheid van de volwassene waar wordt gelogeerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten.
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde is aangevoerd dat de verklaringen van het slachtoffer onbetrouwbaar zijn en niet worden ondersteund door forensisch bewijs, beelden en/of getuigen. De verklaring van verdachte dat hij met het slachtoffer een (seksuele) relatie kreeg toen zij 16 jaar was wordt ondersteund door het dossier. De seksueel getinte tekstberichten en de gedragsveranderingen die zijn waargenomen bij het slachtoffer (thuis de douchedeur op slot doen en de aanschaf van strings) hebben immers betrekking op de periode na 22 december 2019.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde is aangevoerd dat het slachtoffer na haar 16e verjaardag niet aan de zorg, opleiding en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Het slachtoffer bleef op eigen initiatief en geheel vrijwillig met verdachte afspreken ondanks het verbod van haar ouders. Dat sprake is van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer is niet voldoende.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Er is aangifte gedaan namens [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, tegen [verdachte] , wonende te [plaats 2] . [2]
Het slachtoffer heeft onder meer als volgt verklaard:
“Ik heb een relatie met [verdachte] gekregen omdat hij met zijn 3 dochters leuke dingen ging doen. Mijn zusje ging mee en ik ook. Dit was zwemmen of logeren. Het is gegroeid door het zwemmen. We zaten in het zwembad in een bubbelbad. Op een keer kreeg hij een stijve piemel. De touwtjes van zijn zwembroek zaten los en die wilde ik vastknopen. Daarna werd hij handtastelijker. Hij deed zijn arm om mij heen en legde zijn hand op mijn been. Op een bepaald moment sprak ik alleen af met [verdachte] . Toen kreeg ik mijn eerste kus, een kus op mijn mond. [3] De eerste tongzoen kreeg ik in 2017. Het ging allemaal redelijk snel achter elkaar. In 2018 hadden we echt een relatie. Soms gingen we met z’n alle een film kijken en daarna logeren. We zaten met z'n alle op de bank. Toen heb ik [verdachte] , waar iedereen bij zat, afgetrokken onder het dekentje. Ik heb hem best wel vaak afgetrokken. Ik denk wel 10 a 20 keer. In het begin pakte hij mijn hand en legde die op zijn piemel. Hij hield zijn eigen hand op de mijne en hielp een beetje. Dan moest ik wrijven en daarna trekken. Verder sliepen we op de overloop, ik lag aan de buitenzijde, vlak bij de slaapkamer van [verdachte] . Ik ben in zijn bed beland. Maar de eerste keer wilde ik niet dat hij er helemaal inging. Ik zei dat hij maar een heel klein stukje naar binnen mocht en dat deed hij. Hij zei toen: "Als je 16 bent, mag ik dan wel helemaal naar binnen?" [4] Hij ging elke keer een stukje verder erin. Uiteindelijk dacht ik nu kan het wel helemaal. Dat was na 2 of 3 keer. Het was halfweg de 3e klas en sowieso in de 4e klas had ik een relatie met hem. Ik was 14 jaar. Het gebeurde ook overdag. Na schooltijd ging ik erheen. [verdachte] vroeg mij verkering en ik zei ja. Hij zegt dat het op [datum] was maar volgens mij was het een paar maanden eerder. Want we hadden voor die tijd ook al allerlei dingen gedaan. [5] We hadden 1 of 2 keer seks gehad toen hij mij verkering vroeg. Hij zat aan mijn tieten, aan mijn vagina. Van mij hoefde het niet elke dag. [verdachte] had er wel meer behoefte aan. Dus deed ik dat en ging ik er in mee. [6] Ik kreeg cadeautjes van [verdachte] . Voor mij kocht hij echte merk kleding, shirts van Kenzo en een voetbalpak. Ik kreeg redelijk veel kleding. Ook kreeg ik een telefoon, een Iphone XS. Dit was een verjaardagscadeau op 21 december 2018. Op [geboortedatum 2] ben ik jarig. Ook kreeg ik later nog air pods. [7] We hadden eigenlijk gewoon tot aan dat ik ontdekt was op vrijdag 13 maart 2020 een seksuele relatie. 1 of 2 maanden later kreeg ik mijn telefoon terug (de rechtbank begrijpt: van haar ouders) en daar heb ik misbruik van gemaakt. Ik heb weer contact gezocht. [verdachte] haalde mij bijna elke dag op van school en bracht mij ook weg. Meestal fietste ik naar het station en [verdachte] haalde mij daar met de auto op. We reden wel eens naar een parkeerplaats in [plaats 1] . We hadden seks in de auto. Hij ging met zijn piemel in mijn vagina en soms deed ik hem pijpen. [8] Ik bedoel dat ik zijn piemel in mijn mond ging doen. Eigenlijk hadden we bijna altijd wel iets van seks als we elkaar zagen. [9]
Als hij met zijn hand bij mijn vagina ging wreef hij over mijn vagina. Soms ook er in. [10]
In de aangifte, gedaan door de moeder van [slachtoffer] , wordt onder meer het volgende vermeld:
“In de zomer van 2019 heeft [slachtoffer] verteld dat ze verliefd op hem was. Ze leerde hem kennen op haar 13e, 14e. In december 2018 kreeg [slachtoffer] een Iphone, ik denk dat het daarvoor al gebeurd is. [11] In 2015 ging [slachtoffer] bij [verdachte] op vrijdag The Voice kijken en blijven slapen. [12]
Verschillende getuigen hebben onder meer het volgende verklaard:
“Er was een liefdesrelatie. Daar twijfel ik niet aan. [13] Ze wordt nu 17 jaar en het is al 3 jaar gaande. [14]
“Toen ik in groep 7 zat was er nog niets tussen [slachtoffer] en mijn vader. Dat was pas toen [slachtoffer] 14/15 jaar was. [15]
“ [A] (moeder van verdachte, toevoeging door de rechtbank) zegt dat ze al een voorgevoel had dat [verdachte] en [slachtoffer] een relatie hebben. Ze vond het vreemd dat [verdachte] steeds onverwachts de deur uit ging. [A] zegt dat zij zich zorgen maakte omdat [slachtoffer] pas net 16 is en het al speelde toen zij 15 was. [16]
Bewijsoverwegingen
Bewijs – de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer en het steunbewijs
De rechtbank stelt voorop dat het bewijs dat een verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) door de rechtbank niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of alleen op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer.
In zedenzaken, zoals onderhavige zaak, doet zich vaak de situatie voor dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Dat is ook in deze zaak het geval. Uit vaste rechtspraak kan echter worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat het misbruik als zodanig (waaronder het seksueel binnendringen) bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] meermalen is verhoord en dat zij daarbij uitgebreid, concreet, consistent en gedetailleerd heeft verklaard over het misbruik door verdachte. Zowel ten aanzien van de handelingen die zouden hebben plaatsgevonden als de frequentie van het misbruik en de omstandigheden waaronder dat misbruik heeft plaatsgevonden zijn de verklaringen van het slachtoffer consistent en voldoende gedetailleerd, zoals naar voren komt uit de bij de bewijsmiddelen weergegeven verklaring van het slachtoffer.
De verdediging heeft in het kader van de (on)betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer gewezen op de rol van de moeder van het slachtoffer, maar de rechtbank is van oordeel dat niet is onderbouwd of gebleken dat de handelingen van moeder de waarheidsvinding hebben beïnvloed. De geluidsbanden van de verklaringen van de moeder van het slachtoffer, die op verzoek van de verdediging zijn uitgewerkt, geven hiervoor geen aanleiding.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vraag of er voldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van het slachtoffer het volgende. In het dossier bevinden zich de aangifte van de moeder van het slachtoffer en de getuigenverklaringen van een vriend van verdachte, de dochter van verdachte en de moeder van verdachte. Zij verklaren alle vier over de relatie tussen verdachte en het slachtoffer en de duur daarvan. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen voldoende steun bieden aan de verklaringen van het slachtoffer zelf.
Feit 1
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in haar algemeenheid niet te geven. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat de wetgever bij de totstandkoming van artikel 245 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen heeft gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard (ECLI:NL:HR:2010:BK4794). Daarbij komt het aan op een waardering van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat, alleen al gelet op het zeer grote leeftijdsverschil van 28 jaar tussen verdachte en het slachtoffer, van de verdachte zeer grote terughoudendheid in zijn contact met het slachtoffer kon en mocht worden verwacht. Daarbij komt dat het slachtoffer ten tijde van het eerste seksuele contact pas 14 jaar was. De rechtbank gaat daarbij, gelet op de verklaringen die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen, uit van een periode van ontuchtige handelingen vanaf [geboortedatum 2] 2017, de 14e verjaardag van het slachtoffer. De verklaring van verdachte ter zitting dat het een gelijkwaardige relatie was, is voor de rechtbank onbegrijpelijk. Verdachte heeft in de verliefdheid van het slachtoffer geen aanleiding gezien om de omgang met haar te beëindigen. Integendeel, verdachte heeft toegegeven aan zijn eigen gevoelens van verliefdheid en heeft zijn contact met haar juist geïntensiveerd, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een zwangerschap en een abortus.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte alleen al door zijn leeftijd en levenservaring overwicht had op het slachtoffer en dit heeft gebruikt om haar te bewegen met hem een seksuele relatie te beginnen en te onderhouden. Verdachte heeft zich daarmee gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan seksuele handelingen die sociaal-ethisch niet aanvaardbaar zijn en derhalve een ontuchtig karakter hebben.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij pas een relatie met het slachtoffer heeft gekregen toen zij 16 jaar was en dat ze het toen rustig aan hebben gedaan, en waarbij er dus nooit seksuele handelingen hebben plaatsgevonden voor de 16de verjaardag van het slachtoffer, volstrekt onaannemelijk is. In de eerste plaats blijkt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen het tegendeel. Het slachtoffer heeft verklaard dat de eerste seksuele handelingen plaatsvonden bij het film kijken en logeren bij verdachte thuis en daar kwam in de zomer van 2019 een einde aan; het slachtoffer was toen nog 15 jaar. Zoals hiervoor is aangegeven is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring betrouwbaar is en de rechtbank gaat dan ook van die verklaring uit, ook gelet op het hiervoor opgenomen steunbewijs. Ook is van betekenis dat verdachte het slachtoffer al voordat zij 16 jaar was dure cadeaus gaf, waaronder een Iphone. De rechtbank oordeelt dat dit beter past bij de verklaring van het slachtoffer dan bij de verklaring van verdachte. Verder is van belang dat het slachtoffer heeft verklaard over vergaande seksuele handelingen, waaronder seksueel binnendringen, die bij verdachte thuis, in de auto en elders zijn verricht voordat zij naar school ging of nadat zij uit school kwam, terwijl de scholen vanaf maart 2020 waren gesloten vanwege de uitbraak van corona. Het slachtoffer is zwanger geraakt en heeft begin juli 2020 een abortus laten verrichten. Ook dit alles past niet bij de verklaring van verdachte, waarin hij het heeft over rustig aan doen op seksueel gebied vanaf eind december 2019.
Feit 2
In artikel 249 Sr staat de bescherming van afhankelijke personen tegen seksuele handelingen centraal. De in het eerste lid opgenomen opsomming van door hun hoedanigheid ten opzichte van de dader aangeduide minderjarigen met wie het plegen van ontucht in deze bepaling strafbaar wordt gesteld, wordt hierdoor gekenmerkt dat die hoedanigheid telkens een min of meer grote mate van afhankelijkheid van de dader meebrengt, en dat de dader daaraan een zeker overwicht tegenover die minderjarigen kan ontlenen. De strekking van de wettelijke bepaling is dan ook bescherming te verlenen aan minderjarigen, die als gevolg van die afhankelijkheid en dat overwicht minder weerstand aan de dader bieden dan anderen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ontuchtige handelingen met het minderjarige slachtoffer heeft verricht terwijl zij aan waakzaamheid was toevertrouwd.
Het slachtoffer logeerde met toestemming van haar ouders tot de zomer van 2019 meermalen bij verdachte en zijn kinderen. Dat zij daarbij aan de waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd volgt uit vaste rechtspraak.
De rechtbank overweegt dat het slachtoffer in de daarop volgende periode ook - anders dan de verdediging heeft betoogd - aan de waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Dat het slachtoffer in die periode zonder medeweten en zonder toestemming van haar ouders met verdachte bleef afspreken doet daaraan niet af. Niet is vereist dat bij de ouders van de minderjarige wetenschap bestond van de aanwezigheid van de minderjarige bij de ontucht plegende meerderjarige, noch dat voor die aanwezigheid uitdrukkelijk toestemming is gegeven (HR 12 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4394). Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van het aan iemands waakzaamheid toevertrouwd zijn wordt gewicht toegekend aan leeftijdsverschil en uit andere omstandigheden blijkend overwicht (HR 13 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1071). De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Verdachte was significant ouder dan het slachtoffer en had overwicht op het slachtoffer, zoals blijkt uit de berichten die hij het slachtoffer heeft gestuurd en de e-mails aan diverse instanties die hij voor het slachtoffer heeft opgesteld. Verdachte heeft het slachtoffer daarbij aangemoedigd om afstand te nemen van haar ouders en met hem te gaan samenwonen. Het slachtoffer bevond zich dus in een afhankelijke positie ten opzichte van verdachte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
omstreeks 22 december 2017 tot 22 december 2019 te Utrecht en/of elders in Nederland met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis in de mond en vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- de vagina en borsten van die [slachtoffer] betast en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] ;
2
in of omstreeks de periode van 22 december 2017 tot 9 juli 2020 te Utrecht en/of elders in Nederland ontucht heeft gepleegd met de aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, door
- zijn penis in de mond en vagina van die [slachtoffer] te brengen en
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en
- de vagina en borsten van die [slachtoffer] te betasten en
- zich te laten aftrekken door die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet dan wel slechts enigszins uiteenloopt.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Eendaadse samenloop van
1
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
2
ontucht plegen met een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een
gevangenisstrafvan
30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van
6 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van
4 jaren, met als bijzondere voorwaarden meldplicht en ambulante behandeling.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte
- de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid (hierna:
de vrijheidsbeperkende maatregel) voor de duur van 5 jaren op te leggen en te bevelen dat verdachte
* zich niet ophoudt in een straal van 500 meter van de woning, de school en het werk van het slachtoffer (
locatieverbod);
* zich onthoudt van contact met [slachtoffer] (
contactverbod).
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Voorop gesteld wordt dat, indien de rechtbank voor beide tenlastegelegde feiten tot een veroordeling komt, bij de strafmaat rekening gehouden dient te worden met eendaadse samenloop. Verder is aangevoerd dat sprake is geweest van een liefdesrelatie en dat de seksuele handelingen op basis van vrijwilligheid hebben plaatsgevonden. Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte wordt verwezen naar het reclasseringsrapport en de informatie over verdachte afkomstig van de P.I. Ook is van belang dat verdachte het afgelopen jaar geen contact meer heeft gehad of gezocht met het slachtoffer.
De rechtbank dient voor wat betreft de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te volstaan met een straf gelijk aan de tijd doorgebracht in voorarrest. Deze straf kan worden aangevuld met een voorwaardelijke straf. Verdachte is bereid zich aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden. De proeftijd dient te worden beperkt tot 2 jaar, omdat een langere proeftijd niet proportioneel is. Een proeftijd van langer dan drie jaar kan in ieder geval niet worden opgelegd nu niet blijkt dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 14b Sr.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met, waaronder het seksueel binnendringen van, een minderjarige van – toen de ontuchtige handelingen begonnen –14 jaar oud.
De verdachte heeft, mede gelet op zijn uit het leeftijdsverschil van 28 jaar voortvloeiende overwicht, ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het nog zeer jonge slachtoffer. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en een ernstige inbreuk gemaakt op haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. Jonge slachtoffers van ontucht ondervinden in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Dit soort delicten veroorzaakt bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, onder meer bij ouders van jonge kinderen.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat het seksueel misbruik gedurende langere tijd en frequent heeft plaatsgevonden, dat verdachte geen voorbehoedsmiddelen heeft gebruikt en dat de seksuele handelingen op ongebruikelijke plaatsen zijn verricht. Verdachte heeft het slachtoffer in haar pubertijd opgezadeld met een geheim en de daarmee gepaard gaande eenzaamheid en afstand van leeftijdsgenoten.
In de slachtofferverklaring is dat als volgt verwoord: “Je hebt vele jaren van mijn jeugd afgepakt. Jaren waarin ik zelf had moeten ontdekken of afspraakjes had moeten maken. Naar feestjes met leeftijdsgenoten gaan.”
Bovendien heeft verdachte eraan bijgedragen dat het slachtoffer in toenemende mate in conflict raakte met haar ouders, die de relatie met verdachte niet accepteerden, onder meer door haar erop te wijzen dat ‘escalatie in ons voordeel werkt’ en door haar te informeren over de wijze waarop zij het ouderlijk huis zou kunnen verlaten. De (met name door verdachte geplande) zwangerschap is geëindigd in een abortus en uit de slachtofferverklaring blijkt dat de relatie met verdachte het slachtoffer nu met woede, verdriet en spijt vervult.
De rechtbank hecht er geen betekenis aan dat de seksuele handelingen volgens de verdediging op basis van vrijwilligheid en in het kader van een liefdesrelatie hebben plaatsgevonden. De gedachte achter de wetsartikelen die verdachte heeft overtreden is immers juist het beschermen van de minderjarige.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten en rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Er zijn geen oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) voor straftoemeting voor de strafbare feiten waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie (hierna: strafblad) van verdachte van 5 januari 2021;
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 15 januari 2021;
- een dubbelrapportage van het NIFP van het Pieter Baan Centrum, te weten een gezamenlijk psychologisch en psychiatrisch rapport van 1 juli 2021;
- een reclasseringsadvies van 8 september 2021.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte niet eerder in verband met soortgelijke strafbare feiten
in aanraking is gekomen met politie en justitie. De rechtbank heeft hiervan kennis genomen
maar kent daaraan geen strafverminderende betekenis toe.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met eendaadse samenloop als
bedoeld in artikel 55 Sr.
Uit het reclasseringsadvies, het eerste psychologisch onderzoek en de dubbelrapportage blijkt
dat verdachte geen medewerking heeft verleend aan het onderzoek zodat de vragen over zijn
persoonlijkheid, een eventuele (seksuele) stoornis, de toerekeningsvatbaarheid, het
recidiverisico en eventuele behandeling ter beveiliging van de maatschappij niet kunnen
worden beantwoord. De reclassering geeft aan dat sprake is van een zorgelijke situatie en
adviseert als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een
contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod, met een langdurige proeftijd en met
dadelijke uitvoerbaarheid.
De rechtbank overweegt dat zwaarwegende betekenis toekomt aan het belang van
beveiliging van de maatschappij, in het bijzonder van jonge meisjes, tegen verdachte.
Verdachte heeft besloten niet mee te werken aan onderzoek naar zijn persoon en op grond
van het dossier kan niet worden uitgesloten dat sprake is van een (seksuele) stoornis. Ook is
de proceshouding van verdachte van betekenis: hij heeft ter zitting verklaard dat de relatie
met het slachtoffer gelijkwaardig was, waarmee duidelijk is geworden dat hij nog steeds
geen dan wel onvoldoende inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen.
Nu niet is bevestigd, maar ook niet is weerlegd dat sprake is van een dergelijke stoornis, zal
de rechtbank kiezen voor beveiliging van de maatschappij en het slachtoffer.
Gevangenisstraf – deels voorwaardelijk
De rechtbank zal aan verdachte een
gevangenisstrafvan
30 maanden, waarvan een
gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk, opleggen.
Daarbij legt de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden van
een meldplicht en een ambulante behandeling op.
Ook zal de rechtbank, mede gelet op het vrijwilligerswerk dat verdachte in het verleden heeft
uitgevoerd waarbij hij contact had met meisjes in de tienerleeftijd, verdachte een
verbod opleggen om in werk of hobby werkzaamheden met minderjarigen te verrichten.
De
proeftijdwordt daarbij vastgesteld op
4 jaar.
De rechtbank is daarbij – anders dan de verdediging heeft aangevoerd – van oordeel dat een langere proeftijd dan drie jaar mogelijk is op grond van artikel 14b Sr. Uit het voorgaande blijkt immers dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een ander.
Het door de reclassering geadviseerde contact- en locatieverbod zal de rechtbank aan verdachte opleggen in de vorm van de
vrijheidsbenemende maatregel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten het verrichten van ontuchtige handelingen met een minderjarige. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan
De rechtbank zal voor het voorkomen van strafbare feiten bevelen dat verdachte:
 zich niet ophoudt binnen een straal van 500 meter rond
- [adres 1] te [plaats 2] ;
- [adres 2] te [plaats 2] ;
- [adres 3] te [plaats 2] ;
(locatieverbod)
 zich onthoudt van elke wijze – direct of indirect – van contact met [slachtoffer]
(contactverbod).
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van
5 jaren.
Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd.
De rechtbank beveelt dat de vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan en zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.162,81. Dit bedrag bestaat uit € 162,81 materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering tot schadevergoeding dient geheel te worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich wat de vergoeding van materiële schade betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het verzoek om vergoeding van immateriële schade is onvoldoende onderbouwd en dient primair niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Subsidiair dient de vergoeding van de immateriële schade te worden gematigd tot € 5.000,-.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Oordeel
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten materiële schade en immateriële schade ter hoogte van in totaal € 10.083,30 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 10.083,30 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 juli 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Motivering
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 162,81 aan materiële schade. Dit bedrag bestaat uit reis- en parkeerkosten aan diverse instanties en kosten van de huisarts.
De rechtbank overweegt als volgt. Dat het slachtoffer medische kosten heeft moeten maken als gevolg van de bewezenverklaarde feiten is in de vordering voldoende onderbouwd. Dit geldt ook voor de reis- en parkeerkosten voor bezoek aan het Buurtteam, de kliniek en Save.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde reiskosten in verband met het bezoeken van de advocaat en de politie niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze kosten geen rechtstreekse materiële schade zijn en ook niet toewijsbaar zijn in het licht van de proceskostenregeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (die voor deze kosten in het geheel geen voorziening kent). De rechtbank wijst dit deel van de vordering tot vergoeding van materiële schade af.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak maakt op vergoeding van de immateriële schade van € 10.000,- op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen of als de aard en ernst van de normschending zodanig is dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat van dit laatste sprake is. Daarbij kent de rechtbank gewicht toe aan de lange duur van de bewezenverklaarde periode, de seksuele handelingen die zijn gepleegd, de jonge leeftijd van het slachtoffer en de zwangerschap en abortus die zij heeft moeten ondergaan. De rechtbank zal de vordering, anders dan door de verdediging is verzocht, om diezelfde redenen niet matigen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.083,30, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 juli 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 55, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
Gevangenisstraf deels voorwaardelijk
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 4 (vier) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering
Nederland, locatie Utrecht op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht zal melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
(meldplicht)
* zich onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De behandeling start zodra beschikbaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
(ambulante behandeling)
* gedurende de proeftijd in werk en hobby geen werkzaamheden met minderjarigen zal verrichten, waarbij de politie met de controle op naleving van deze voorwaarde is belast
(verbod werken met minderjarigen);
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Vrijheidsbeperkende maatregel
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt dat verdachte
 zich niet ophoudt binnen een straal van 500 meter rond
- [adres 1] te [plaats 2] ;
- [adres 2] te [plaats 2] ;
- [adres 3] te [plaats 2] ;
(locatieverbod)
 zich onthoudt van elke wijze – direct of indirect – van contact met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003;
(contactverbod);
  • beveelt dat het toezicht op het locatieverbod en het contactverbod plaatsvindt door de politie;
  • beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door
7 dagen hechtenis, met een
maximum van zes maanden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer]
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 10.083,30 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 85 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. D. Riani el Achhab en A.J. Reitsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen – van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2021.
Mrs. D. Riani el Achhab en A.J. Reitsma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks 22 december 2016 tot 22 december 2019 te Utrecht en/of elders
in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ,
immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- de vagina en/of borsten en/of billen van die [slachtoffer] betast en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] ;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 december 2016
tot 9 juli 2020 te Utrecht en/of elders in Nederland,
ontucht heeft gepleegd
met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003,
door
- zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of
- de vagina en/of borsten en/of billen van die [slachtoffer] te betasten en/of
- zich te laten aftrekken door die [slachtoffer] ;
( art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal maken deel uit van het Onderzoek ZZ03FOET met onderzoeksnummer MDRBC20110 door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 534. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 10 augustus 2020 door [aangever] , pagina 60.
3.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 28 augustus 2020, pagina 99.
4.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 28 augustus 2020, pagina 100.
5.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 28 augustus 2020, pagina 101.
6.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 28 augustus 2020, pagina 102.
7.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 28 augustus 2020, pagina 103.
8.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 28 augustus 2020, pagina 104.
9.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 28 augustus 2020, pagina 105.
10.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 15 oktober 2020, pagina 117.
11.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 60.
12.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 63.
13.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 304.
14.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 305.
15.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 310.
16.Een proces-verbaal van het uitluisteren van een geluidsopname van 17 juni 2020, pagina 453.