Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 16;
- de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie met producties 1 tot en met 13;
- een akte wijziging van eis van [eiser] met aanvullende producties 17 tot en met 20;
- een aanvullende productie van de zijde van [gedaagde] doorgenummerd 14;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 26 februari 2021.
2.Waar gaat het in deze zaak om?
22 januari 2021 (productie 14, [gedaagde] ; hierna: Dekra 2021). Uit Dekra 2021 blijkt dat de motor kapot is gegaan door slijtageschade. De schade is volgens het rapport is over een langere gebruiksperiode ontstaan en was al aanwezig toen [eiser] de auto kocht.
3.De beoordeling
Laat u niets wijsmaken, deze Land Rover Discovery biedt alles wat u van een auto verlangt.[…]
Deze goed onderhouden auto is van de eerste eigenaar. De krachtige motor geeft deze Land Rover uitstekende prestaties” (productie 1, [eiser] ). Op grond van deze tekst mocht [eiser] dus bepaalde verwachtingen hebben bij het onderhoud van de auto en de prestaties van de motor.
De slijtageschade die heeft geleid tot de schade aan de motor, had niet kunnen worden opgemerkt door de verkopende partij of door de reparateur die het onderhoud voor aflevering heeft uitgevoerd. Zonder verregaand onderzoek aan de motor was de schade aan de motor niet te voorspellen/ontdekken. Aangezien er geen aanleiding was voor verregaand onderzoek, heeft men de motor niet nader onderzocht.”
15 juli 2020 een brief naar [gedaagde] gestuurd waarin hij [gedaagde] aanmaant om binnen 14 dagen na dagtekening de auto kosteloos te herstellen (productie 4, [eiser] ). [eiser] geeft [gedaagde] in deze brief twee dagen de tijd om schriftelijk te bevestigen dat zij hiertoe zal overgaan. Op
31 juli 2020 stuurt [eiser] een brief waarin hij schrijft: “
Via deze weg laten wij u dan ook weten dat [eiser] de koopovereenkomst ontbindt” (productie 5, [eiser] ). [gedaagde] schrijft dezelfde dag een brief terug naar [eiser] (productie 6, [eiser] ), waarin zij schrijft dat van rechtsgeldige ontbinding nog geen sprake kan zijn en dat zij haar medewerking daaraan niet verleent. De aansprakelijkheid staat op dat moment namelijk volgens [gedaagde] nog niet vast. [gedaagde] wijst er in deze brief onder andere op dat de auto vlak na aankoop is onderhouden door een derde partij die de schade kan hebben veroorzaakt. [gedaagde] doet in deze brief nog een (laatste) schikkingsvoorstel. Als [eiser] dit niet accepteert, dan zegt [gedaagde] in de brief over te gaan tot (contra)expertise en behoudt zij zich het recht tot herstel voor.
- Op 31 juli 2020 had er nog geen onderzoek aan de auto plaatsgevonden waardoor de omvang van het gebrek en de tijd die nodig zou zijn voor het herstel van de motor nog niet in kaart was gebracht;
- Van [gedaagde] kon daarom niet worden verwacht dat zij binnen een dergelijke korte termijn (ongeveer twee weken na repatriëring) een nieuwe motor had besteld en deze had gemonteerd;
- Dit geldt temeer nu [eiser] en [gedaagde] nog midden in het proces zaten om te komen tot een minnelijke regeling, waarbij niet alleen herstel maar ook ontbinding nog als mogelijkheid op tafel lagen;
- Tot slot weegt mee dat een auto niet een zaak is die perse heel snel hersteld moet worden. Anders dan bijvoorbeeld een bruidsjurk kan een auto tijdelijk door een andere auto worden vervangen (dit wordt bedoeld met ‘aard van de zaak en het bijzondere gebruik’ in artikel 7:21 lid 3 BW).
Tot slot zou [eiser] graag weten waar zijn Land Rover zich op dit moment bevindt.” En schrijft [gedaagde] op 27 augustus 2020: “
U hebt gelijk daar waar u zegt dat de auto het eigendom van uw cliënt is. Cliënte begrijpt dat zij de auto dan ook niet onder zich kan houden[…]
.”
Wettelijke rente p.m.”. De wettelijke rente wordt over de herstelkosten en de schade echter niet – ook niet in het petitum – expliciet gevorderd. Ook heeft [eiser] nagelaten te vermelden over welke geldbedragen en vanaf welke datum [gedaagde] volgens hem de wettelijke rente is verschuldigd. De wettelijke rente is daarom niet voor toewijzing vatbaar.
- griffierecht € 499,00
- dagvaarding € 105,50
- salaris gemachtigde