Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
gemachtigde: G. Gieben,
1.Procesverloop
2.Overwegingen
3.Beslissing
.De beslissing is uitgesproken op 29 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door G. Gieben, en de heffingsambtenaar van de gemeente, verweerder. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning aan de [adres] te [plaats] voor het belastingjaar 2020, welke door verweerder was vastgesteld op € 701.000,-. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 2 juli 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de vastgestelde waarde te hoog was en dat deze op € 609.000,- zou moeten worden vastgesteld. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende inzicht had gegeven in de gehanteerde referentieobjecten en dat er geen rekening was gehouden met de slechte staat van onderhoud van de woning en de geluidsoverlast van nabijgelegen sportvelden.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder niet voldoende onderbouwd had dat de WOZ-waarde niet hoger was dan de waarde in het economisch verkeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat geen van beide partijen de door hen voorgestane waarde aannemelijk heeft gemaakt. Uiteindelijk heeft de rechtbank de waarde van de woning vastgesteld op € 690.000,-, en de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig verlaagd. Tevens heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en het griffierecht vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. H.J.H. van Meegen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.