ECLI:NL:RBMNE:2021:6525
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van vakantiegeld met openstaande vordering in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de bewindvoerder van twee betrokkenen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiser tegen de verrekening van vakantiegeld met een openstaande vordering ongegrond werd verklaard. De betrokkenen ontvingen vanaf 30 november 2011 een bijstandsuitkering en hebben in de periode van juni 2019 tot mei 2020 vakantiegeld ontvangen, dat door verweerder is verrekend met een openstaande vordering. Eiser betwistte de toepassing van de beslagvrije voet uit 2018 bij deze verrekening, omdat hij stelde dat de betrokkenen recht hadden op een hogere beslagvrije voet. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de beslagvrije voet van mei 2018 terecht heeft toegepast, omdat betrokkenen geen verzoek tot herziening van de beslagvrije voet hebben ingediend en geen relevante financiële gegevens hebben verstrekt. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser ongegrond was, omdat er geen sprake was van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om verweerder in de proceskosten te veroordelen.