ECLI:NL:RBMNE:2021:6302

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
9172006 UC EXPL 21-3166
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van huurovereenkomst wegens drugshandel en verslaving

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Portaal en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder, die sinds 16 januari 2013 een appartement huurt van Portaal, kampt met een hardnekkige GHB-verslaving en is betrokken geweest bij drugshandel vanuit de woning. De burgemeester heeft op basis van de Opiumwet de woning op 17 juni 2019 en opnieuw op 25 januari 2021 gesloten wegens drugshandel. Portaal heeft de huurovereenkomst op 17 februari 2021 buitengerechtelijk ontbonden, maar de huurder heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat hij niet in drugs handelt en dat hij hulp nodig heeft in zijn strijd tegen verslaving. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de buitengerechtelijke ontbinding rechtsgeldig was, omdat de huurder in strijd met de huurovereenkomst handelde door drugs in de woning te hebben. De rechter heeft de vordering van Portaal toegewezen, waardoor de huurder verplicht werd de woning te ontruimen en schadevergoeding te betalen voor de periode dat hij zonder recht in de woning verbleef. De rechter heeft ook de proceskosten aan Portaal toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9172006 UC EXPL 21-3166 aw/1370
Vonnis van 29 december 2021
inzake
de stichting
Stichting Portaal,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen: Portaal,
eisende partij,
gemachtigde: Jongerius Gerechtsdeurwaarders/Juristen Incasso,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G.W. Boogaard.

1.De procedure

Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
- de dagvaarding met 16 producties is op 20 april 2021 bij [gedaagde] bezorgd,
- [gedaagde] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd (conclusie van antwoord). Hij heeft 4 producties bijgevoegd,
- Portaal heeft op 16 september 2021 een aanvullende productie toegezonden,
- [gedaagde] heeft de aanvullende productie 5 toegezonden,
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2021. Van wat er is besproken heeft de griffer aantekening gemaakt. Aan het slot van de zitting is afgesproken dat de zaak twee weken wordt aangehouden, om partijen de gelegenheid te geven het geschil in onderling overleg op te lossen. Dat is niet gelukt. Partijen hebben de kantonrechter op 1 december 2021 bericht dat zij niet tot een regeling in der minne zijn gekomen. Vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat op 29 december 2021 vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat het om?

2.1.
[gedaagde] huurt van Portaal sinds 16 januari 2013 het appartement gelegen op het adres [adres] in [plaatsnaam] (hierna: de woning).
2.2.
De Algemene huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte van Portaal maken deel uit van de huurovereenkomst (hierna: de algemene voorwaarden). In artikel 8 van de algemene voorwaarden is, onder de aanhef “Overlast”, het volgende opgenomen:
“8. Het is huurder ook verboden activiteiten in/of nabij het gehuurde te verrichten die op grond van de Opiumwet verboden zijn.”
2.3.
[gedaagde] kampt met een hardnekkige verslaving aan GHB. Nadat een gebruiker van GHB bij de politie had verklaard dat hij bij [gedaagde] GHB had gekocht, heeft de politie op 24 maart 2019 de woning van [gedaagde] doorzocht. De politie heeft die dag in de woning een handelshoeveelheid verdovende middelen aangetroffen, namelijk (volgens het besluit van de burgemeester van 17 juni 2019, zie hierna onder 2.4.):
- 820 gram GHB, 27,95 gram amfetamine en 804,53 gram hasj, zijnde stoffen die vermeld zijn op lijst I (harddrugs) en II (softdrugs) van de Opiumwet,
- een trechter, thermometer, gootsteenontstopper en/of citroenzuur.
2.4.
Vanwege die drugsvondst in de woning heeft de burgemeester van de gemeente [naam gemeente] op 17 juni 2019, op grond van artikel 13b van de Opiumwet, besloten de woning te sluiten voor de duur van 12 maanden. De burgemeester heeft ook Portaal, als eigenaar van de woning, van dat besluit in kennis gesteld.
2.5.
[gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen het sluitingsbevel van de burgemeester en hij heeft de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van deze rechtbank gevraagd om het besluit van de burgemeester te schorsen. De voorzieningenrechter heeft het besluit van de burgemeester om de woning te sluiten op 16 september 2019 geschorst, tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
2.6.
Op 26 september 2019 heeft Portaal het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Op zondag 24 maart 2019 is er bij u in de woning door de politie een hoeveelheid drugs aangetroffen waarvoor wij u op 19 juni 2019 hebben aangeschreven. Verder hebben wij op 15 oktober 2015 ook een gesprek met u gehad over klachten die wij hadden ontvangen betreffende een wietlucht, en de restanten van wietplanten die wij tijdens dit gesprek hadden aangetroffen, hebben wij u aangegeven niets wat met drugs te maken heeft in de woning te accepteren.
Gelet op de uitspraak van de voorzieningenrechter zullen wij dit keer geen procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst tegen u aanspannen.
Wij moeten er echter wel uitdrukkelijk op wijzen dat de volgende keer dat er zich iets voordoet in of om de woning wat bij artikel 8 van de algemene voorwaarden verboden is, wij direct een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst tegen u zullen aanspannen. U bent in deze dus gewaarschuwd !”
2.7.
[gedaagde] is vanaf 4 september 2019 voor een periode van drie maanden opgenomen geweest in een verslavingskliniek. Na zijn ontslag uit de kliniek is hij teruggevallen in zijn GHB-verslaving.
2.8.
Op 7 december 2020 heeft de politie de woning van [gedaagde] opnieuw onderzocht, naar aanleiding van een anonieme melding dat vanuit de woning in drugs werd gehandeld en daarvoor ook mensen aan de deur kwamen. Bij de onderzoeking heeft de politie aangetroffen (blijkens het besluit van de burgemeester van 25 januari 2021, zie hierna onder 2.8.):
amfetaminepasta; versnijdingsmiddelen en verpakkingsmaterialen; spullen voor de productie van GHB; Xtc-pillen; Hennep; GHB; Gbl (dit betreft een grondstof voor GHB, wordt als zodanig ook gebruikt voor een extra effect bij inname); een vuurwapen, vermoedelijk nep, maar wel geschikt voor afdreiging en knalpatronen.
De aangetroffen drugs zijn door de politie getest. Daaruit bleek dat er een aanzienlijke handelshoeveelheid drugs in de woning aanwezig was.
2.9.
De burgemeester van de gemeente [naam gemeente] heeft op 25 januari 2021 besloten de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten per 9 februari 2021, voor de duur van drie maanden.
2.10.
Op 17 februari 2021 heeft Portaal aan [gedaagde] een brief gestuurd waarin zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbindt per 17 maart 2021, op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. Zij vraagt aan [gedaagde] in te stemmen met het einde van de huur en de woning te ontruimen.
2.11.
In reactie op die brief heeft (de gemachtigde van) [gedaagde] aan Portaal geschreven dat hij niet instemt met het einde van de huur en dat het besluit van de burgemeester tot sluiting op 17 februari 2021 door de voorzieningenrechter is geschorst, in afwachting van de uitspraak in de bezwaarprocedure.
2.12.
De woning is op last van de burgemeester drie maanden gesloten geweest, namelijk van 27 juli 2021 tot 27 oktober 2021.
2.13.
Op 9 september 2021 schrijft Portaal aan [gedaagde] dat zij de huurovereenkomst per 27 juli 2021 buitengerechtelijk ontbindt op grond van artikel 7:231 lid 2 BW en verzoekt zij hem de woning te ontruimen. [gedaagde] heeft dat niet gedaan.
2.14.
In de periode dat de woning gesloten is geweest heeft [gedaagde] verbleven in een verslavingskliniek. Op 27 oktober 2021 is hij naar de woning teruggekeerd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Portaal vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
a. a) voor recht zal verklaren dat de huurovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd en [gedaagde] zal veroordelen de woning te ontruimen;
Subsidiair
b) de huurovereenkomst tussen partijen zal ontbinden en [gedaagde] zal veroordelen de woning te ontruimen;
Meer subsidiair
c) een zodanige beslissing zal nemen die de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
Primair, subsidiair en meer subsidiair
d) [gedaagde] zal veroordelen om aan Portaal te betalen € 527,09 per maand – of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging is toegestaan – te vermeerderen met de wettelijke rente over die bedragen ingaande de vijfde dag van de maand waarop de termijn betrekking heeft tot de voldoening;
e) [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten met de wettelijke rente daarover, en de nakosten.
3.2.
Portaal legt aan haar vorderingen – samengevat – ten grondslag primair dat zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. [gedaagde] verblijft sindsdien zonder recht of titel in de woning en moet de woning daarom ontruimen en verlaten. Subsidiair stelt zij dat de huurovereenkomst door de kantonrechter ontbonden moet worden wegens wanprestatie door [gedaagde] , namelijk de handel in drugs in en vanuit de woning.
3.3.
[gedaagde] heeft als verweer – samengevat – aangevoerd dat hij verslaafd is (geweest) aan GHB. Hij heeft niet in drugs gehandeld, de drugs die de politie heeft gevonden waren voor eigen gebruik. Van overlast voor omwonenden is nooit sprake geweest en hij heeft een goede relatie met zijn buren. De melding die bij de politie is gedaan is anoniem en hij kan zich daartegen niet verweren. Na zijn recente ontslag uit de verslavingskliniek gebruikt hij geen drugs meer. Hij is schoon schip aan het maken en dat kan alleen met behoud van de woning. Het is dan ook in ieders belang dat hij daar kan blijven wonen. Er loopt bovendien nog een beroepsprocedure tegen het sluitingsbesluit van de burgemeester. Hij vraagt de kantonrechter daarom om de vordering van Portaal af te wijzen.

4.De beoordeling

4.1.
De primaire vordering van Portaal zal worden toegewezen. Dit betekent dat [gedaagde] de woning op korte termijn moet ontruimen en verlaten. Ook moet hij aan Portaal voor elke maand tot aan de ontruiming een bedrag gelijk aan de maandelijkse huur betalen. De motivering van die beslissing luidt als volgt.
Buitengerechtelijke ontbinding
4.1.1.
De wetgever heeft aan de verhuurder van (onder andere) een woning de bevoegdheid toegekend om de huurovereenkomst per direct, zonder tussenkomst van de rechter, buitengerechtelijk te ontbinden als de burgemeester de woning sluit wegens (onder andere) drugshandel in of vanuit de woning. Die buitengerechtelijke ontbinding heeft alleen het beoogde rechtsgevolg als deze plaatsvindt gedurende de periode dat de woning feitelijk gesloten is op last van het bevoegde gezag, waarbij het ook mogelijk is de huurovereenkomst nog vóór de feitelijke sluiting voorwaardelijk te ontbinden, namelijk voor het geval dat de burgemeester tot sluiting zal overgaan (vgl. Gerechtshof Arnhem 31 januari 2012; ECLI:NL:GHARN:2012:BV2383). De verhuurder hoeft de uitkomst van een eventuele bezwaar- en beroepsprocedure tegen het sluitingsbevel van de burgemeester niet af te wachten, alvorens tot ontbinding over te gaan (vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 24 januari 2012; ECLI:NL:GHSHE:2012:BV1717). Door de sluiting van de woning wegens drugshandel lijdt de verhuurder schade. Het is de bedoeling van de wetgever geweest om die schade voor de verhuurder zoveel mogelijk te beperken door aan hem de bevoegdheid toe te kennen de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, om op die manier snel een definitief einde te maken aan de aan drugshandel gerelateerde activiteiten die de huurder in of vanuit de woning heeft verricht of laten verrichten. Daarna kan hij de burgemeester vragen de sluiting op te heffen en kan hij de woning aan een ander verhuren. Daarmee wordt ook het belang van de openbare orde gediend (
Stb. 132, Kamerstukken 1995/1996, 24699). Met die bedoeling van de wetgever valt niet te rijmen dat de verhuurder de uitkomst van een door de huurder ingestelde bestuursrechtelijke procedure zou moeten afwachten.
4.1.2.
De (onvoorwaardelijke) ontbindingsverklaring van Portaal bij brief van 17 februari 2021 heeft niet tot het einde van de huurovereenkomst geleid, omdat de woning in dit geval pas feitelijk gesloten is geweest van 27 juli tot 27 oktober 2021. Portaal heeft de huurovereenkomst gedurende die sluitingsperiode nogmaals buitengerechtelijk ontbonden, namelijk bij brief aan [gedaagde] van 9 september 2021 (de op 16 september 2021 nagezonden productie van Portaal). Die brief van Portaal is weliswaar gericht aan het adres van de inmiddels gesloten woning, maar deze heeft [gedaagde] toch bereikt, blijkens de reactie van zijn gemachtigde aan Portaal van 16 september 2021 (productie 5 van [gedaagde] ). Als gevolg van die schriftelijke ontbindingsverklaring is de huurovereenkomst geëindigd op 16 september 2021, omdat ervan uit kan worden gegaan dat [gedaagde] (in elk geval) op 16 september 2021 van die brief kennis had genomen. Ontbinding met terugwerkende kracht per 27 juli 2021, zoals Portaal schrijft in haar brief van 9 september 2021, is niet mogelijk (artikel 6:269 BW).
4.1.3.
Sinds 16 september 2021 verblijft [gedaagde] in de woning zonder recht of titel. [gedaagde] is daarom in beginsel verplicht de woning te ontruimen. Hij heeft echter een aantal redenen aangevoerd waarom de vordering van Portaal zou moeten worden afgewezen: hij stelt dat hij niet in drugs heeft gehandeld en dat hij bovendien nu is afgekickt van de drugs en op de goede weg is. Verder is er geen sprake geweest van enige overlast voor omwonenden en heeft hij een goede relatie met zijn buren, zo stelt [gedaagde] . Hij verwijst naar een achttal gelijkluidende, schriftelijke verklaringen van omwonenden (productie 2 van [gedaagde] ). De kantonrechter vat dit verweer van [gedaagde] op als een beroep op misbruik van bevoegdheid en/of op de eisen van redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:248 lid 1 BW en overweegt daarover als volgt.
4.1.4.
Als in hoge mate waarschijnlijk is dat het sluitingsbevel van de burgemeester in de bestuursrechtelijke procedure zal worden herroepen of vernietigd, maakt Portaal mogelijk misbruik van bevoegdheid door de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden en te vorderen dat [gedaagde] de woning ontruimt nog vóór het sluitingsbevel onherroepelijk is geworden. Van die situatie is hier naar het oordeel van de kantonrechter echter geen sprake. De zaken die de politie in de woning heeft aangetroffen duiden wel degelijk op drugshandel: niet alleen de handelshoeveelheden van verschillende soorten hard- en softdrugs, maar met name ook de aanwezige versnijdingsmiddelen en verpakkingsmaterialen. Verder duidt ook het aangetroffen (nep) vuurwapen op drugshandel. De verklaring die [gedaagde] voor het bezit van dat vuurwapen heeft gegeven, namelijk dat hij dat vuurwapen bij toeval in de speeltuin heeft gevonden en zonder nadenken heeft meegenomen naar huis, is onvoldoende geloofwaardig. Het is een algemeen bekend feit dat drugshandel gepaard gaat met geweldsmisdrijven en andere criminaliteit en leidt tot verloedering van de woonomgeving. Een sociaal verhuurder als Portaal heeft er dan ook groot belang bij drugshandel uit de woonwijk te weren. Dat doet zij door in de huurovereenkomst op te nemen dat bij Opiumwet verboden activiteiten in of vanuit het gehuurde niet zijn toegestaan en door streng op te treden tegen huurders die zich toch met drugshandel bezig houden. Of er in het concrete geval al sprake was van overlast voor omwonenden, doet daarbij niet ter zake. In dit geval was [gedaagde] bovendien gewaarschuwd: eerder heeft de politie betrapt in de woning drugs aangetroffen en Portaal heeft toen afgezien van haar bevoegdheid de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, onder de uitdrukkelijke, schriftelijke waarschuwing aan [gedaagde] dat zij een volgende keer de huurovereenkomst zal beëindigen. [gedaagde] heeft van Portaal een tweede kans gekregen. Dat Portaal nu wel voet bij stuk houdt levert in de gegeven omstandigheden geen misbruik van bevoegdheid op en is evenmin in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.1.5.
Mede in aanmerking wordt genomen dat Portaal ter zitting heeft toegelicht dat het niet haar bedoeling is dat [gedaagde] dakloos wordt. [gedaagde] heeft de woning betrokken bij het drugscircuit en Portaal heeft er daarom een voldoende zwaarwegend belang bij dat [gedaagde] uit die woning vertrekt. Zij heeft verklaard bereid te zijn met hem een nieuwe huurovereenkomst onder voorwaarden te sluiten voor een andere woning, als hij tenminste bereid is de noodzakelijke hulpverlening te aanvaarden. Dat hij de woning moet verlaten betekent dan ook niet zonder meer dat hij niet langer kan werken aan zijn verslavingsproblemen of dat hij niet langer de hulp kan krijgen die hij nodig heeft. Dat Portaal aan het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst de voorwaarde stelt dat [gedaagde] hulp en begeleiding aanvaardt is in de gegeven omstandigheden ook niet onredelijk: de burgemeester heeft tot tweemaal toe besloten de woning te sluiten vanwege drugshandel en [gedaagde] stelt zelf dat zijn GHB-verslaving hardnekkig is en dat hij de vorige keer na terugkomst uit de verslavingskliniek, opnieuw verslaafd is geraakt.
4.1.6.
De conclusie is dat de gevorderde verklaring voor recht dat de huurovereenkomst is geëindigd zal worden toegewezen, als hierna in de beslissing te melden. [gedaagde] zal worden veroordeeld om de woning binnen 30 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Dat deze termijn langer is dan gebruikelijk is ingegeven door de huidige coronaproblematiek.
Schadevergoeding
4.1.7.
De huurovereenkomst is door de buitengerechtelijke ontbinding geëindigd op 16 september 2021. Over de periode gelegen tussen 16 september 2021 en de daadwerkelijke ontruiming is [gedaagde] aan Portaal een schadevergoeding verschuldigd ter hoogte van de maandelijkse huurtermijn. Ook dit deel van de vordering zal worden toegewezen. Voor zover [gedaagde] over die periode al huurtermijnen aan Portaal heeft betaald, komen die bedragen uiteraard in mindering op hetgeen bij dit vonnis aan schadevergoeding wordt toegewezen.
Proceskosten en nakosten
4.1.8.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen. Hij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dat betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en dat hij de proceskosten van Portaal aan haar moet vergoeden. Die kosten van Portaal worden tot vandaag begroot op in totaal € 608,22, te weten:
- € 126,00 vastrecht;
- € 108,22 explootkosten inclusief informatiekosten;
- € 374,00 salaris gemachtigde (2 punten x het tarief van € 187,00).
De nakosten zullen worden toegewezen als hierna in de beslissing te melden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen Portaal en [gedaagde] voor de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] door de buitengerechtelijke ontbinding door Portaal per 16 september 2021 is geëindigd;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren en niet aan Portaal, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Portaal te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Portaal van € 527,09 per maand – of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging is toegestaan – aan schadevergoeding, voor elke maand gelegen tussen 16 september 2021 en de daadwerkelijke ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente over die termijnen vanaf de vijfde dag van de maand waarop de termijn betrekking heeft tot de voldoening, waarop in mindering strekken de bedragen die [gedaagde] over die periode al aan Portaal mocht hebben voldaan ter zake van huur;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van Portaal ter grootte van € 608,22, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] , als hij niet verklaart vrijwillig aan dit vonnis te voldoen, om de na dit vonnis ontstane kosten te betalen, begroot op € 93,50 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen, als het vonnis door de deurwaarder is betekend, met de explootkosten die hiervoor in rekening zijn gebracht;
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2021, in aanwezigheid van de griffier.