ECLI:NL:RBMNE:2021:6232
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing naturalisatieverzoek wegens gevaar voor openbare orde na veroordeling voor misdrijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een naturalisatieverzoek door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1994 en van Syrische nationaliteit, had op 22 september 2020 een verzoek om naturalisatie ingediend. Dit verzoek werd afgewezen op 23 april 2021, omdat er ernstige vermoedens bestonden dat hij een gevaar voor de openbare orde vormde, gebaseerd op een veroordeling voor een misdrijf en een openstaande strafzaak. Eiser voerde aan dat de openstaande strafzaak op 15 september 2021 was geseponeerd en dat de veroordeling voor een verkeersdelict niet voldoende grond vormde voor de afwijzing van zijn verzoek.
De rechtbank overwoog dat de situatie op de peilmomenten, namelijk de datum van de aanvraag en de datum van de beslissing op bezwaar, bepalend is. De rechtbank stelde vast dat er ten tijde van het bestreden besluit een veroordeling op naam van eiser stond en dat er een openstaande strafzaak was. Dit leidde tot de conclusie dat er ernstige vermoedens bestonden dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormde. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die eiser naar voren had gebracht, zoals zijn goede integratie en het feit dat hij first offender was, niet voldoende waren om van het beleid af te wijken.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarbij werd benadrukt dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek niet als een extra straf mocht worden gezien. De rechtbank bevestigde dat de beoordeling van de verzoeker en zijn gedrag in het verleden en heden cruciaal zijn voor de beslissing over naturalisatie. De uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. M.M. van Luijk-Salomons.