ECLI:NL:RBZLY:2010:BM0086
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om medeverlening van het Nederlanderschap en de beoordeling van recidivekans
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 25 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een verzoek om medeverlening van het Nederlanderschap. Eiser, geboren op 22 oktober 1992 en van Burundische nationaliteit, had op 29 oktober 2008 een verzoek ingediend voor medenaturalisatie. Dit verzoek werd op 12 augustus 2009 door de Minister van Justitie afgewezen, met als reden dat eiser een gevaar voor de openbare orde zou vormen, gebaseerd op zijn eerdere strafbare feiten. Eiser had in het verleden een werkstraf van 20 uur opgelegd gekregen voor een overtreding van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, en de afwijzing was gebaseerd op de richtlijnen van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de kans op recidive, zoals ingeschat door de Raad voor de Kinderbescherming, een bijzondere omstandigheid vormde die aanleiding gaf om van het beleid af te wijken. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de kans op recidive niet alleen gebaseerd mag zijn op het verleden, maar ook op het huidige gedrag en de toekomst van de verzoeker. Eiser had geen recidive vertoond en had zich actief ingezet voor herstel, wat de rechtbank als positief beschouwde.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de Minister en droeg deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van alle omstandigheden bij de beoordeling van verzoeken om naturalisatie.