ECLI:NL:RBMNE:2021:5965
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid voor eigen werk na beëindiging ZW-uitkering
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, die eerder een ZW-uitkering ontving, was van mening dat zijn uitkering ten onrechte was stopgezet. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de beëindiging van de uitkering beoordeeld, waarbij de medische situatie van eiser op 10 februari 2021 centraal stond. Eiser had zich ziek gemeld vanuit de Werkloosheidswet en was na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling door de verzekeringsarts geschikt bevonden voor zijn eigen werk als medewerker bediening/schoonmaker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts de medische rapporten zorgvuldig had opgesteld en dat er geen tegenstrijdigheden waren. Eiser had aangevoerd dat zijn psychische klachten niet goed waren beoordeeld, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende informatie had verzameld en dat de conclusies begrijpelijk waren. De rechtbank concludeerde dat de stopzetting van de ZW-uitkering per 17 maart 2021 terecht was en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing in dergelijke zaken en dat de rechtbank niet zelf medische conclusies kan trekken zonder voldoende bewijs.