Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 november 2021 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. T.S. van Walchren).
Als derde-partijen hebben zich gemeld: [derde-partij 1] , en [derde-partij 2] te [woonplaats] ,(gemachtigde: mr. J.L.G. Niederer) en de [wijkvereniging] te [woonplaats] (de wijkvereniging), (gemachtigde: C. Sprenger).
Procesverloop
Overwegingen
bypassgemaakt: een hekje naast het net geplaatste hek, waardoor fietsers en wandelaars toch gebruik konden blijven maken van het pad. Rond 18 mei 2021 heeft verzoeker nieuwe afsluitingen geplaatst, waardoor het pad in het geheel niet meer voor publiek toegankelijk is. Over deze laatste afsluitingen gaat de zaak.
Is er spoedeisend belang?
Wie is belanghebbende?
juridischals belanghebbende te kunnen worden aangemerkt.
De wijkvereniging
Het bewonersinitiatief [naam] en [wijkvereniging]
en [derde-partij 2]
[derde-partij 1] heeft er tijdens de zitting op gewezen dat hij opkomt voor alle bewoners die het handhavingsverzoek ondersteunen, waarvan sommigen dichterbij het pad wonen dan hij, maar dat is – zoals hiervoor ook is overwogen – een te ongedefinieerde groep personen van wie niet duidelijk is of zij ook door [derde-partij 1] vertegenwoordigd willen worden. Er is dus meer nodig om [derde-partij 1] te zien als gemachtigde voor anderen. [derde-partij 1] heeft geen concrete machtiging van een persoon die dichterbij het pad woont laten zien. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat de gemachtigde van [derde-partij 1] en [derde-partij 2] ook niet heeft gesteld dat hij namens bij name genoemde andere personen opkomt.
Gevoelens van betrokkenheid van de omwonenden
Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?
openbareweg in de zin van artikel 4 van de Wegenwet, omdat het gedurende 30 jaar na 1902 voor iedereen toegankelijk is geweest. Volgens verweerder is het pad in de periode 1902-1975 dan wel in de periode 1975-2006 openbaar geworden. In die tijdvakken was het pad vrij toegankelijk en stonden er geen borden met “verboden toegang” of “eigen weg”. Daarom is het plaatsen van de hekken in strijd met artikel 2:10 van de APV. Verweerder heeft de belangen van verzoeker bij de beoordeling betrokken en komt tot de conclusie dat hij handhavend moest optreden.
Is het pad een weg in de zin van de Wegenwet?
Is het pad openbaar geworden?
Is er strijd met het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel?
nietopenbaar zou zijn. Dit is door een ambtenaar van verweerder ook al eerder persoonlijk meegedeeld aan verzoeker. Dat dergelijke mededelingen zijn gedaan heeft verweerder niet betwist. Tijdens de zitting heeft verweerder verklaard dat het hier gaat om een fout van een individuele ambtenaar, die na onderzoek een verkeerde juridische conclusie heeft getrokken. Binnen de organisatie van verweerder is die fout een eigen leven gaan leiden. Dat betekent volgens verweerder niet dat hij die fout nu niet kan herstellen.
Belangenafweging
Beslissing
- schorst de besluiten van 24 en 31 augustus 2021 tot tien dagen nadat op het bezwaar zal zijn beslist;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Algemene wet bestuursrechtArtikel 1:2
[…]
a. schade toebrengt of kan toebrengen aan de openbare plaats, de bruikbaarheid van de openbare plaats belemmert of kan belemmeren, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het doelmatig beheer of onderhoud van de openbare plaats.
[…]
I. wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest;
II. wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende dien tijd is onderhouden door het Rijk, eene provincie, eene gemeente of een waterschap;
III. wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbaren weg heeft gegeven.