ECLI:NL:RBMNE:2021:5645

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
20 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/1777
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag jachtakte op basis van psychiatrisch rapport en risico op misbruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2021 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een jachtakte door eiser, die in 2012 was veroordeeld voor een strafrechtelijk delict. De korpschef van de Nationale Politie had de aanvraag afgewezen op basis van een psychiatrisch rapport dat een verhoogd risico op misbruik van de jachtakte aangaf. Eiser heeft tegen deze afwijzing administratief beroep ingesteld, maar de Minister van Justitie en Veiligheid heeft de afwijzing in stand gelaten. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij aanvoerde dat het psychiatrisch rapport verouderd was en dat er geen actuele psychische stoornis was vastgesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de korpschef en de minister in redelijkheid tot de conclusie konden komen dat er voldoende grond was voor de vrees voor misbruik van de jachtakte, mede op basis van stressvolle omstandigheden in het leven van eiser. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag om de jachtakte dan ook bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1777
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 november 2021 op het beroep in de zaak tussen

[eiser] uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.M.G. Sussenbach),
en

de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: K.W. Hau).

Inleiding

1. Eiser is in 2012 schuldig bevonden aan een strafrechtelijk delict en is hiervoor, na hoger beroep en cassatie, veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van elf weken. Op 27 september 2019 heeft eiser een jachtakte aangevraagd. In het besluit van 18 februari 2020 (
het primaire besluit) heeft de korpschef van de Nationale Politie (hierna: de korpschef) eisers aanvraag afgewezen. Volgens de korpschef bestaat er voldoende grond voor de vrees dat eiser misbruik zal maken van de jachtakte, of daarvan zodanig gebruik zal maken dat hij een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen. De korpschef heeft zich hierbij gebaseerd op het psychiatrisch rapport van 21 juli 2011 dat door GZpsycholoog drs. M. van Heteren in het kader van de strafzaak is opgemaakt.
2. Eiser is het hier niet mee eens en heeft tegen het primaire besluit administratief beroep ingesteld. Ter onderbouwing heeft hij verklaringen van bekenden en een psychiatrisch tegenrapport van 21 juli 2020 van psychiater E. Eterman-Peters van WPEX Wettstein & Peterse Expertise, overgelegd. Verweerder heeft hierin geen aanleiding gezien om de jachtakte alsnog aan eiser te verlenen. Volgens verweerder blijkt uit het tegenrapport weliswaar dat geen psychische kwetsbaarheid is geconstateerd, maar daarin staat wel dat er sprake is van stressvolle omstandigheden die voldoende aanleiding geven voor de vrees dat eiser misbruik zal maken van de jachtakte. In het besluit van 1 maart 2021 (
het bestreden besluit) heeft verweerder het administratief beroep van eiser daarom ongegrond verklaard.
3. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 10 september 2021 op zitting bij de rechtbank behandeld
.Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten.

Overwegingen

Beoordelingskader
4.1
In artikel 3.28, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet Natuurbescherming (Wnb) is bepaald dat een jachtakte wordt geweigerd als er grond is om aan te nemen dat de aanvrager van de bevoegdheid een geweer en munitie voorhanden te hebben, van de bevoegdheid om de jacht uit te oefenen, of van de hem toekomende bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding misbruik zal maken, of zodanig gebruik zal maken dat hij een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen.
4.2
Uit de Circulaire wapens en munitie 2019 (hierna: de circulaire) volgt dat degene aan wie een jachtakte wordt verleend in een bijzondere positie komt te verkeren ten opzichte van zijn medeburgers, voor wie het algemene wettelijke verbod geldt om wapens of munitie voorhanden te hebben. Die positie brengt mee dat van de houder van een jachtakte stipte naleving van de (wapen)wettelijke voorschriften moet kunnen worden verlangd. Ook wordt van hem verwacht dat hij zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een (ernstige) aantasting van de rechtsorde. De circulaire geeft hiervoor een aantal concrete criteria. De korpschef moet aan de hand van deze criteria, in elk geval afzonderlijk, bezien of er grond bestaat voor de vrees voor misbruik van de jachtakte. Hierbij kan de korpschef gebruik maken van informatie afkomstig uit de registers van de justitiële documentatie en van andere politiële informatie die afkomstig kan zijn uit verschillende bronnen.
4.3
Eén van de criteria uit de circulaire is de psychische gesteldheid van de aanvrager. Het wordt in beginsel niet verantwoord geacht om het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie toe te vertrouwen aan iemand die door interne of externe oorzaken onder sterke psychische druk staat. Risicofactoren voor potentieel misbruik in dit kader zijn:
 Klinische factoren (psychische stoornis, verslaving, gedwongen opname, forensische zorg en suïcidale gedachten);
 Stressvolle omstandigheden (problemen in relationele sfeer, problemen in de arbeidssfeer of opleiding, gebrekkig sociaal steunsysteem en stressvolle levensomstandigheden);
 Specifieke kenmerken van de aanvrager (agressie, crimineel gedrag, impulsiviteit en zelfregulatie, zelfstandige handelingsbekwaamheid, fascinatie voor geweld, extreme uitingen en/of uitingen van radicalisering).
Deze risicofactoren weegt de korpschef in ieder geval mee. Daarbij gaat het niet zozeer om de klinische kant van de psychische aandoening, maar veel meer om het risico dat de aandoening inhoudt voor risicovol gedrag. Als de aanvrager, in tegenstelling tot de korpschef, van mening is dat een jachtakte wél aan hem kan worden toevertrouwd dan moet hij dit aantonen met een schriftelijke verklaring van een arts of psychiater. Hieruit moet duidelijk blijken dat de arts of psychiater bekend is met de problemen van betrokkene en dat deze niet (langer) een belemmering vormen om de jachtakte te verlenen. De korpschef zal deze verklaring in zijn beoordeling betrekken, maar hoeft daaraan geen doorslaggevende betekenis toe te kennen. Dat is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Het beroep
5. Op de zitting heeft eiser zijn beroepsgrond over de circulaire uit 2018 ingetrokken. De rechtbank zal in deze uitspraak daarom niet meer op deze beroepsgrond ingaan.
6.1
Eiser voert aan dat verweerder de afwijzing van de korpschef ten onrechte in stand heeft gelaten. Het psychiatrisch rapport van 21 juli 2011 van GZ-psycholoog Van Heteren geeft geen recent beeld van eisers situatie. De korpschef had zich daar dan ook niet op mogen baseren. Bovendien heeft verweerder de grondslag van de afwijzing in het bestreden besluit gewijzigd. Daar waar de korpschef eisers aanvraag nog had afgewezen omdat sprake zou zijn van klinische risicofactoren, heeft verweerder de afwijzing in stand gelaten omdat er vrees voor misbruik van de jachtakte zou bestaan vanwege stressvolle omstandigheden. Verweerder had het administratief beroep van eiser al om die reden gegrond moeten verklaren en de proceskosten van eiser moeten vergoeden.
6.2
Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat er ook nu nog voldoende grond bestaat voor de vrees voor misbruik van de jachtakte door eiser. Uit het psychiatrisch tegenrapport van 21 juli 2020 van psychiater Eterman-Peters blijkt immers duidelijk dat er geen sprake is van een psychische stoornis bij eiser. De stressvolle omstandigheden die een verhoogd risico bij bezit en gebruik van een jachtakte volgens Eterman-Peters niet uitsluiten, doen zich volgens eiser al jaren niet meer voor. Eiser heeft de strafrechtelijke veroordeling achter zich gelaten en wil heel graag weer kunnen jagen. In de verklaringen van bekenden van eiser, waaronder één van een faunabeheerder, komt volgens eiser ook duidelijk naar voren dat hij een stabiele persoonlijkheid heeft. Vóór zijn strafrechtelijke veroordeling is eiser bovendien ruim 31 jaar zonder problemen houder van een jachtakte geweest. In al deze omstandigheden had verweerder aanleiding moeten zien om de jachtakte alsnog aan eiser te verlenen.
6.3
Tot slot wijst eiser op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 18 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:85, waarin is geoordeeld dat het mogelijk opvlammen van een bipolaire stoornis als de betrokkene zijn medicatie niet goed zou innemen, een toekomstige onzekere gebeurtenis is. Zo’n gebeurtenis is onvoldoende grond voor de vrees voor misbruik van een jachtakte. Eiser kan de afwijzing van zijn aanvraag niet rijmen met deze uitspraak, nu er in zijn geval helemaal geen sprake is van een psychische stoornis en de stressvolle omstandigheden zich niet meer voordoen.
Beoordeling van het beroep
7.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het administratief beroep van eiser niet gegrond hoeven verklaren. Ook heeft verweerder de afwijzing van eisers aanvraag in het bestreden besluit terecht in stand gelaten. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt in de zaak. Waarom dat zo is, legt de rechtbank hierna uit.
7.2
Zoals op de zitting met partijen is besproken, is de toets die verweerder in administratief beroep moet verrichten tweeledig. Allereerst beoordeelt verweerder of de korpschef ‘ex tunc’, dus ten tijde van het primaire besluit, in redelijkheid heeft kunnen concluderen tot vrees voor misbruik van de jachtakte door eiser. Verweerder heeft deze vraag bevestigend beantwoord, en de rechtbank kan verweerder daarin volgen. Uit het psychiatrisch rapport van 21 juli 2011 bleek immers dat hiervoor grond bestond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de korpschef hierin voldoende aanleiding mogen zien voor geringe twijfel aan het vertrouwen dat eiser zich strikt aan de toepasselijke regels zal houden, en dat hij zich zal onthouden van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde. Het is vaste rechtspraak van de ABRvS dat geringe twijfel al voldoende is om de jachtakte niet te verlenen. [1] Ook mag van eiser worden verwacht dat hij zich stipt houdt aan de wettelijke regels, ook als die wettelijke regels niet zijn gerelateerd aan wapenwetgeving. [2] De korpschef hoefde dan ook niet na te gaan of het psychiatrisch rapport van 21 juli 2011 ten tijde van het primaire besluit nog actueel was. Verweerder heeft de afwijzing van de korpschef in het bestreden besluit dan ook terecht in stand gelaten.
7.3
Vervolgens beoordeelt verweerder of er ‘ex nunc’, dus ten tijde van het bestreden besluit, nog steeds voldoende grond bestaat voor de vrees voor misbruik van de jachtakte door eiser. Dit brengt mee dat verweerder eisers aanvraag in administratief beroep opnieuw beoordeelt en toetst aan de op dat moment beschikbare gegevens. Het is verweerder in het bestreden besluit dus toegestaan om een andere motivering aan de afwijzing van eisers aanvraag ten grondslag te leggen. In tegenstelling tot wat eiser betoogt, leidt dit dus op zichzelf niet tot een gegrondverklaring van het administratief beroep.
7.4
Verweerder concludeert dat er ten tijde van het bestreden besluit nog steeds voldoende grond bestaat voor de vrees voor misbruik van de jachtakte door eiser vanwege stressvolle omstandigheden, en de rechtbank kan verweerder ook daarin volgen. In het psychiatrisch tegenrapport van 21 juli 2020 dat door eiser is overgelegd, concludeert psychiater Eterman-Peters namelijk dat zij een verhoogd risico bij eiser ten aanzien van het bezit en gebruik van vuurwapens niet geheel kan uitsluiten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het psychiatrisch tegenrapport van 21 juli 2020 mogen baseren. Psychiater EtermanPeters heeft eiser gezien en onderzocht, en een uitgebreide anamnese bij hem afgenomen. Ook heeft zij diverse medische stukken bij haar beoordeling betrokken. Zij heeft begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Op de zitting heeft eiser bovendien ook zelf bevestigd dat het onderzoek van EtermanPeters deugdelijk en zorgvuldig is geweest. Nu psychiater Eterman-Peters oordeelt dat sprake is van een verhoogd risico bij eiser, is de rechtbank van mening dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat nog steeds voldoende grond bestaat voor de vrees voor misbruik van de jachtakte door eiser.
7.5
Zoals gezegd, is het op grond van de circulaire voor eiser enkel mogelijk om de beoordeling te ontkrachten met informatie van een arts of psychiater. De verklaringen van bekenden die eiser heeft overgelegd, alsook zijn eigen toelichting, zijn daarvoor dus onvoldoende. Ook het feit dat eiser vóór zijn strafrechtelijke veroordeling ruim 31 jaar zonder problemen houder van een jachtakte is geweest, kan niet afdoen aan de psychiatrische beoordeling. Eisers verwijzing naar de uitspraak van de ABRvS van 18 januari 2017 gaat tot slot niet op. In die uitspraak ging het om een toekomstige onzekere gebeurtenis. De stressvolle omstandigheden die voor verweerder aanleiding zijn om de afwijzing van eisers aanvraag in stand te laten houden geen toekomstige onzekere gebeurtenis in, maar zien op de huidige situatie zo blijkt uit het door eiser overgelegde psychiatrisch rapport. Eisers situatie is dan ook niet vergelijkbaar met die in de genoemde uitspraak.
Conclusie
8. De slotsom is dat het betoog van eiser niet slaagt. De rechtbank verklaart het beroep daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit, en daarmee de afwijzing van eisers aanvraag om een jachtakte, in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling, waaronder de door eiser geclaimde reis- en deskundigenkosten, bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 november 2021 door mr. E.M. van der Linde, voorzitter, en mr. V.E.H.G. Visser en mr. C. de Kruif, leden, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl
(de voorzitter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier voorzitter
Een afschrift is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de ABRvS van 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:114, ro. 5.
2.Zie de uitspraak van de ABRvS van 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:292, ro. 5.3.