ECLI:NL:RBMNE:2021:5521

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/2611
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig nemen van besluit en dwangsom

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat het college niet tijdig een beslissing op bezwaar had genomen. Eiser had eerder een verzoek om handhaving ingediend, waarop het college een last onder dwangsom had opgelegd. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het college was opgedragen om binnen twee weken een beslissing te nemen, heeft eiser opnieuw beroep ingesteld omdat het college deze termijn had overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dwangsom ten tijde van het indienen van het beroep nog niet volledig was volgelopen. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser prematuur is en daarom niet-ontvankelijk verklaard moet worden. De rechtbank volgt hierbij de beleidslijn van het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht (LOVB) en verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat een beroep in dergelijke gevallen alleen inhoudelijk kan worden beoordeeld als er nieuwe feiten of omstandigheden zijn. Aangezien dit niet het geval was, werd het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op 27 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: J. Hillenaar).

Inleiding

1.1
Naar aanleiding van een verzoek om handhaving van eiser heeft verweerder (hierna: het college) met het besluit van 4 december 2019 een last onder dwangsom opgelegd aan de eigenaar van het pand aan de [adres] in [woonplaats] . Na eerdere verlengingen is de begunstigingstermijn met het besluit van 25 september 2020 opnieuw verlengd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft eiser het college met de brief van 5 februari 2021 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft eiser bij deze rechtbank beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar.
1.2
Met de uitspraak van 21 april 2021 [1] heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een beslissing op bezwaar te nemen op last van een dwangsom van € 100,- per dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Ten aanzien van de door eiser ingediende ingebrekestelling heeft de rechtbank de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-.
1.3
Omdat het college binnen deze termijn geen beslissing op bezwaar heeft genomen heeft eiser opnieuw beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep van eiser is behandeld op de zitting van 23 augustus 2021. Dit beroep van eiser is op de zitting gelijktijdig behandeld met de beroepen van eiser in de zaaknummers UTR 21/2753, UTR 21/2754, UTR 21/2066, UTR 21/2556, UTR 21/2558 en UTR 21/2008. Eiser is bij de behandeling van deze beroepen verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde van het college is niet verschenen.

Het geschil

2. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn van twee weken zoals bepaald bij de uitspraak van deze rechtbank van 18 maart 2021 inmiddels is verstreken. Het college meent echter dat het beroep van eiser, dat is ingediend ruimschoots voordat de dwangsom die volgt uit de uitspraak van 21 april 2021 volledig is volgelopen. prematuur is en daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Eiser denkt daar anders over. Volgens eiser kan ook een ontvankelijk beroep worden ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit indien de dwangsom ten tijde van het instellen van het beroep nog niet volledig is volgelopen. Zonder die mogelijkheid ontstaat er onmiskenbaar een periode waarin er voor het college geen (financiële) prikkel is om een besluit te nemen. Dat is volgens eiser niet de bedoeling van de wetgever. Ter onderbouwing heeft eiser nog gewezen op een uitspraak van de rechtbank Den Haag [2] waaruit volgens eiser volgt dat er aanleiding is om dwangsommen toe te kennen terwijl de vorige dwangsom nog niet volledig is volgelopen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt vast dat de dwangsom die is opgelegd met de uitspraak van 21 april 2021 ten tijde van indiening van het beroepschrift nog niet volledig was volgelopen. Gelet hierop kon eiser door het instellen van beroep redelijkerwijs niet in een gunstigere positie komen. Daarom is dit beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college, niet ontvankelijk.
4. De rechtbank volgt bij haar oordeel de (interne) beleidslijn van 25 maart 2020 van het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht (LOVB). De rechtbank ziet geen reden om daarvan af te wijken. Daarbij is van belang dat deze beleidslijn is vastgesteld met het oog op de rechtseenheid. Voorheen oordeelden de rechtbanken in het land daar namelijk verschillend over, hetgeen onwenselijk werd geacht.
5. De uitspraak van de rechtbank Den Haag waarnaar eiser verwijst, leidt niet tot een ander oordeel. Uit deze uitspraak volgt dat als een belanghebbende beroep instelt in verband met het niet tijdig nemen van een besluit en een eerder opgelegde dwangsom nog niet volledig is volgelopen, dit beroep alleen inhoudelijk kan worden beoordeeld als sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden of als een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan. In de uitspraak van de rechtbank Den Haag was sprake van een nieuw feit omdat het bestuursorgaan inmiddels expliciet had geweigerd om een besluit te nemen. Daarvan is in deze zaak geen sprake. In zijn verweerschrift van 12 juli 2021 heeft het college toegelicht dat hij verwacht binnen drie maanden een beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiser. Eiser heeft ook niet gewezen op andere nieuwe feiten of omstandigheden die in dit geval zouden moeten leiden tot het opleggen van een nieuwe dwangsom terwijl de eerder opgelegde dwangsom nog niet is volgelopen.
6. Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is uitgesproken op 27 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.