Op 21 april 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, maar verweerder had niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiser had zijn bezwaarschrift op 17 december 2020 ingediend, waarna verweerder binnen zes weken had moeten beslissen. De rechtbank constateerde dat de beslistermijn was overschreden en dat eiser verweerder op 5 februari 2021 in gebreke had gesteld. Verweerder had de ingebrekestelling op 9 februari 2021 ontvangen, maar had ook daarna niet binnen de gestelde termijn beslist.
De rechtbank oordeelde dat verweerder in gebreke was en dat er een dwangsom moest worden opgelegd. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. De rechtbank stelde de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat de termijn van 42 dagen was overschreden. Daarnaast werd verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder werd ook veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, die in dit geval € 267,- bedroegen, en het griffierecht van € 181,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.