7.3Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft op diverse gegevensdragers een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal (foto’s en video’s) in zijn bezit gehad en verspreid. Op dat materiaal waren vaak zeer jonge kinderen te zien die door volwassenen aan zeer verregaande seksuele handelingen zijn onderworpen. Dergelijk seksueel misbruik kan – zoals algemeen bekend – leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade bij de slachtoffers.
Verdachte hield zich gedurende een periode van ruim een half jaar wekelijks bezig met kinderporno: hij maakte er een gewoonte van. Verdachte heeft bovendien een directe rol gespeeld bij het vervaardigen en verspreiden van kinderporno. Met een daarvoor bestemd computerprogramma zette hij video’s om in foto’s, die hij vervolgens met anderen deelde. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen indirect het vervaardigen van en de handel in kinderporno bevorderd.
Verder heeft verdachte in dezelfde periode dierenporno in zijn bezit gehad en verspreid. De wetgever heeft de strafbaarstelling van het bezit van dierenporno in het leven geroepen ter bescherming van de goede zeden en de integriteit van het dier. Deze norm heeft verdachte met het bezit van dierenporno geschonden. Door het bezit van dergelijk materiaal wordt de productie daarvan gestimuleerd en in stand gehouden.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 3 juni 2021, waaruit volgt dat verdachte meermalen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder – kort gezegd – bezit van kinderporno. De rechtbank weegt deze omstandigheid in het nadeel van verdachte mee;
- een zogenaamd ‘dubbel’ persoonlijkheidsonderzoek, bestaande uit
* een Psychiatrisch onderzoek pro Justitia van 19 juli 2021, uitgebracht door deskundigen [A] , psychiater in opleiding (supervisant) en C.A.M. van der Meijs, psychiater (supervisor) (hierna gezamenlijk genoemd: de psychiater);
* een Psychologisch onderzoek pro Justitia van 29 juli 2021, uitgebracht door deskundigen drs. [B] , klinisch psycholoog (rapporteur io) en
drs. B. Koudstaal, klinisch psycholoog (supervisor) (hierna gezamenlijk genoemd: de psycholoog).
Voornoemde deskundigen komen tot vergelijkbare conclusies bij de vraag of sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Zij concluderen dat sprake is van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline
trekken. Ook kunnen beide deskundigen zich vinden in het opleggen van een ambulante forensische behandeling als bijzondere voorwaarde.
Ten aanzien van de vraag of die stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloedde, lopen de conclusies/ bevindingen van de deskundigen uiteen. De psychiater beantwoordde die vraag bevestigend en heeft geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog daarentegen beantwoordde die vraag ontkennend: er wordt geen aanleiding gezien om ten tijde van de tenlastegelegde feiten beperkingen te veronderstellen van verdachte zijn mogelijkheden om keuzes en afwegingen te maken. De psycholoog adviseert alle feiten geheel aan verdachte toe te rekenen.
- het reclasseringsadvies, waarin een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt geadviseerd met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en de voorwaarde die ziet op het gedrag van verdachte, te weten het vermijden van kinderporno en het toezicht daarop. Ten aanzien van het recidiverisico wordt opgemerkt dat de reclassering geen geschikte diagnostische instrumenten beschikbaar heeft om het recidiverisico in te schatten ten aanzien van het downloaden en/of verspreiden van kinderpornografisch materiaal. Zij kunnen zich daarom alleen uitspreken op basis van een professioneel oordeel, dat dan ook voorzichtig moet worden geïnterpreteerd. De reclassering schat op basis van het professioneel oordeel in dat het risico op recidive gemiddeld is. Verdachte is eerder met justitie in aanraking gekomen voor een hands-off zedendelict en er is sprake van psychische problematiek. Behandeling op dit gebied kan de kans op recidive doen beperken.
Mate van toerekenbaarheid
Zoals hiervoor vermeld zijn de psycholoog en de psychiater tot uiteenlopende conclusies met betrekking tot de toerekenbaarheid van de feiten aan verdachte gekomen. De psycholoog heeft net als de psychiater vastgesteld dat bij verdachte stoornissen aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog komt echter tot het oordeel dat deze stoornissen verdachte niet beperkt hebben in zijn mogelijkheden om keuzes en afwegingen te maken.
De conclusie van de psychiater dat verdachte door zijn stoornis impulsief en zelfdestructief handelt vanuit een negatief zelfbeeld, zonder zich voldoende rekenschap te geven over de consequenties, kan de rechtbank niet geheel verenigen met de lange duur en het structurele karakter van de misdragingen. Het op die conclusie gebaseerde advies van de psychiater dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was met betrekking tot het ten laste gelegde, acht de rechtbank daarom minder overtuigend dan het advies van de psycholoog dat verdachte in staat was ook andere keuzes met betrekking tot kinder- en dierenporno te maken. De rechtbank ziet daarom aanleiding de conclusie van de psycholoog omtrent de volledige toerekenbaarheid van verdachte te volgen en zal de feiten daarom volledig aan verdachte toerekenen.
De op te leggen straf
Het is van groot belang dat het bezit en verspreiden van kinderpornografisch materiaal wordt aangepakt en bestraft, gelet op het ernstige seksuele misbruik van vaak nog zeer jonge kinderen dat achter deze strafbare feiten schuilgaat. Kinderen dienen hiertegen beschermd te worden en van de straf dient een afschrikwekkend effect uit te gaan, zodat voor de verdachte en ook voor anderen duidelijk is dat dergelijke feiten niet worden getolereerd en dat hierop met het opleggen van forse gevangenisstraffen wordt gereageerd. Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank neemt daarbij, onder meer gezien de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), een gevangenisstraf van 24 maanden als uitgangspunt.
De rechtbank ziet echter diverse strafverzwarende omstandigheden die moeten leiden tot een hogere gevangenisstraf dan het hiervoor genomen uitgangspunt en de door de officier van justitie gevorderde straf. Verdachte is eerder voor een soortgelijk delict veroordeeld en die veroordeling heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich wederom met dergelijke verwerpelijke strafbare feiten bezig te houden. Verdachte heeft in ieder geval een half jaar lang een zeer grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal verzameld, waaronder afbeeldingen waarop verregaande seksuele handelingen bij nog zeer jonge kinderen te zien zijn en hij heeft deze ook weer zelf verder verspreid. Naast het bezit en het verspreiden van kinderporno, heeft verdachte ook kinderporno vervaardigd door afzonderlijke bestanden met een afbeelding te vervaardigen van beelden uit videofilms. Bij de strafoplegging dient voorts rekening te worden gehouden met de grote hoeveelheid dierenporno die hij in zijn bezit had en ook verspreidde. Anders dan waar de officier van justitie vanuit is gegaan, zal de rechtbank de feiten volledig aan verdachte toerekenen.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank uit op een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank ziet in de over verdachte opgemaakte (persoons)rapportages aanleiding de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen. Uit die rapportages blijkt onder meer dat nut en noodzaak van behandeling wordt gezien. Verdachte is bereid zich aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden en geeft aan daarvoor gemotiveerd te zijn. Hoewel verdachte de feiten heeft bekend en zegt hiervan spijt te hebben, heeft hij niet kunnen verklaren hoe en waarom hij tot het plegen van deze feiten is gekomen. Dit zal, mede bezien vanuit het oogpunt van voorkoming van recidive, onderdeel van de behandeling en gesprekken met verdachte moeten zijn. Duidelijk zal zijn dat het voorkomen van herhaling ook een belangrijk strafdoel is.
Eén van de geadviseerde bijzondere voorwaarden is gebaseerd op artikel 14c lid 2 onder 14 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), namelijk ‘andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende.’ Deze voorwaarde ziet op het gedrag van verdachte met betrekking tot kinderpornografisch materiaal en het voorkomen van herhaling van dat gedrag. Dat gedrag is echter in het kader van het aan de bijzondere voorwaarden te koppelen toezicht nauwelijks te controleren, anders dan door het bekijken van zijn gegevensdragers. De rechtbank geeft zich er, indachtig de arresten van de Hoge Raad van 7 juli 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1215) en 9 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:248), rekenschap van dat controle van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker daarvan kan betekenen. De rechtbank zal daarom aan deze bijzondere voorwaarde meer beperkingen verbinden dan nu in de formulering van de reclassering tot uitdrukking is gebracht, en wel voor wat betreft de maximale hoeveelheid en de frequentie van controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers, welke personen bevoegdheid toekomt kennis te nemen van de inhoud daarvan en welke verplichtingen er daarbij op verdachte rusten, waarbij die controle nadrukkelijk dient te zien op de controle van het gedrag waar verdachte zich van dient te onthouden: kinder- en dierenporno verzamelen en verspreiden en daarover met anderen communiceren. Bij het opleggen van deze voorwaarde neemt de rechtbank, gelet op de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die deze voorwaarde met zich kan brengen, in ogenschouw dat veroordeelde expliciet heeft verklaard aan deze voorwaarde te willen meewerken en dat de verdediging expliciet heeft aangegeven dat deze voorwaarde kan worden opgelegd. Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met daarbij de in de beslissing opgenomen bijzondere voorwaarden.