ECLI:NL:RBMNE:2021:5494

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/2674
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van uitspraak voorzieningenrechter niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 5 augustus 2021. Verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde I. Plas, had een verzoek ingediend om herziening van de afwijzing van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht en heeft deze vrijstelling verleend.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens de juridische basis voor herziening besproken, met verwijzing naar artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het artikel stelt dat een bestuursrechter een onherroepelijke uitspraak kan herzien op basis van bepaalde feiten of omstandigheden. Echter, de voorzieningenrechter heeft ook duidelijk gemaakt dat een uitspraak inzake een voorlopige voorziening niet vatbaar is voor herziening, tenzij het een einduitspraak betreft. In dit geval was er geen sprake van een einduitspraak, aangezien de voorzieningenrechter in de eerdere uitspraak van 5 augustus 2021 geen uitspraak had gedaan op het door verzoeker ingestelde beroep.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om herziening van de uitspraak van 5 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2674

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: I. Plas),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: E. Perçin).

Procesverloop

Bij uitspraak van 5 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en verweerder met het procedurenummer UTR 21/2674. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Bij brief van 11 augustus 2021 heeft verzoeker verzocht om herziening van deze uitspraak.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2021, via een skypeverbinding. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker verzoekt om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het verschuldigde griffierecht. Verzoeker heeft voldoende aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden voor deze vrijstelling. De voorzieningenrechter verleent verzoeker daarom vrijstelling van de betaling van het griffierecht.
2. In artikel 8:119, eerste lid, van de Awb [1] staat dat de bestuursrechter een onherroepelijk geworden uitspraak kan herzien op grond van de in dat lid genoemde feiten of omstandigheden.
3. Een verzoek tot herziening kan worden gedaan met betrekking tot een onherroepelijk geworden einduitspraak van de bestuursrechter in de hoofdzaak. Een uitspraak van de voorzieningenrechter inzake een voorlopige voorziening is niet vatbaar voor herziening, tenzij het een einduitspraak in de zin van artikel 8:86 van de Awb betreft. [2] Van zo’n einduitspraak is in het onderhavig geval geen sprake. De voorzieningenrechter heeft namelijk in de uitspraak van 5 augustus 2021 geen uitspraak gedaan op het door verzoeker ingestelde beroep.
4. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om herziening van de uitspraak van 5 augustus 2021 niet-ontvankelijk te verklaren.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is uitgesproken op 11 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 18 juni 1998, ECLI:NL:CRVB:1998:ZB7689 en 29 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2431.