ECLI:NL:RBMNE:2021:5494
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van uitspraak voorzieningenrechter niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 5 augustus 2021. Verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde I. Plas, had een verzoek ingediend om herziening van de afwijzing van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht en heeft deze vrijstelling verleend.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens de juridische basis voor herziening besproken, met verwijzing naar artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het artikel stelt dat een bestuursrechter een onherroepelijke uitspraak kan herzien op basis van bepaalde feiten of omstandigheden. Echter, de voorzieningenrechter heeft ook duidelijk gemaakt dat een uitspraak inzake een voorlopige voorziening niet vatbaar is voor herziening, tenzij het een einduitspraak betreft. In dit geval was er geen sprake van een einduitspraak, aangezien de voorzieningenrechter in de eerdere uitspraak van 5 augustus 2021 geen uitspraak had gedaan op het door verzoeker ingestelde beroep.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om herziening van de uitspraak van 5 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.