Uitspraak
19.2461 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart zich onbevoegd voor zover het verzoek betrekking heeft op de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening;
- wijst het verzoek om herziening voor het overige af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. Verzoeker had op 2 mei 2019 verzocht om herziening van de uitspraak van 10 januari 2019, waarin zijn hoger beroep tegen een eerdere beslissing ongegrond was verklaard en een verzoek om voorlopige voorziening was afgewezen. De Raad oordeelde dat hij niet bevoegd was om te oordelen over het verzoek om herziening dat betrekking had op de afgewezen voorlopige voorziening. Verzoeker stelde dat er nieuwe feiten waren, namelijk dat hij geen papieren afschriften van de bankrekening van zijn moeder had, maar de Raad oordeelde dat deze informatie al bekend was voor de eerdere uitspraak. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Het verzoek om herziening werd afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.