Het oordeel van de rechtbank
Herziening en terugvordering
2. Eiser voert aan dat zijn WAO-uitkering ten onrechte is herzien en is teruggevorderd. Hij heeft namelijk niets verdiend aan de hennepkwekerij, omdat de aangetroffen plantjes voor eigen gebruik waren. Verder heeft het Uwv volgens eiser in de besluitvorming ten onrechte geen rekening gehouden met de medische verklaring van de huisarts waarin staat dat eiser voor pijnbestrijding en voor het slapen cannabis gebruikt.
3. De rechtbank overweegt dat bij een belastend besluit tot intrekking of herziening met terugwerkende kracht en tot terugvordering van wat aan uitkering is betaald, op het Uwv de verplichting rust om niet alleen de feiten vast te stellen waarop het bestreden besluit steunt, maar ook – in geval van betwisting – die feiten aannemelijk te maken.
4. Het Uwv heeft de herziening en terugvordering gebaseerd op het proces-verbaal van politie van het verhoor van eiser op 12 februari 2018, het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 12 april 2018 en het eigen onderzoeksrapport Handhaving Themaonderzoek van 15 juli 2019.
5. Niet in geschil is dat in de woning van eiser op 12 februari 2018 een hennepkwekerij met 34 hennepplanten is aangetroffen. Uit het proces-verbaal van politie van verhoor van eiser van 12 februari 2018 blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij twee keer hennep heeft geoogst. Uit het proces-verbaal van politie van verhoor van eiser op 12 februari 2018 en uit het onderzoeksrapport Handhaving Temaonderzoek van 15 juli 2019 blijkt dat eiser heeft verklaard dat de hennepkwekerij van hem is en hij de hennepkwekerij zelf heeft ingericht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat eiser betrokken is geweest bij de exploitatie van de hennepkwekerij in zijn woning.
6. Bij het exploiteren van een hennepkwekerij gaat het om op geld waardeerbare activiteiten. Dat rechtvaardigt de veronderstelling dat er inkomsten uit zijn genoten. De hoogte daarvan kan worden bepaald indien van de investeringen in en de exploitatie van de kwekerij een deugdelijke administratie voorhanden is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het verder aan eiser om met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aan te tonen dat hij in het geheel geen inkomsten uit of in verband met deze kwekerij heeft ontvangen.
7. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB kan bij het kweken van ongeveer vijf hennepplanten in beginsel geen sprake zijn van kweek uitsluitend voor eigen gebruik.De rechtbank stelt vast dat uit het rapport berekening wederrechtelijk voordeel is uiteengezet dat tussen de gemiddelde opbrengst per oogst (van 34 hennepplanten x 29,6 gram = 1,0064 kilogram) en de verklaring over het eigen gebruik (98 gram per maand) een significant verschil zit. Gelet hierop acht de rechtbank eisers stelling dat hij enkel vanwege medische redenen en uitsluitend voor eigen gebruik kweekte niet aannemelijk. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat er bij eiser aanzienlijk meer hennepplanten zijn gevonden dan het maximale aantal van vijf hennepplanten die worden gedoogd voor het eigen gebruik. Daarnaast heeft eiser zelf verklaard dat hij een deel van de oogst heeft weggegeven aan familie en vrienden.
8. De verklaring van de huisarts waarin staat dat eiser al jaren cannabis rookt voor het slapen gaan en voor pijnbestrijding, is naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende om uit te gaan van uitsluitend eigen gebruik. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd op welke manier het Uwv rekening had moeten houden met de verklaring van de huisarts van 27 februari 2020. Uit deze verklaring blijkt niet dat er sprake is van een medische noodzaak voor het gebruiken van cannabis. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bij het kweken van hennep in deze omvang om activiteiten gaat waarmee een opbrengst kan worden gerealiseerd die een waarde vertegenwoordigt in het economisch verkeer en die derhalve van invloed is op het recht op de WAO-uitkering.
9. De rechtbank overweegt dat de gevolgen van het ontbreken van concrete, verifieerbare gegevens over de hoogte van het inkomen van eiser geheel binnen zijn risicosfeer vallen. Het Uwv was in dit geval bevoegd om de inkomsten schattenderwijs vast te stellen. Het Uwv heeft daarbij ook mogen afgaan op het rapport berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Eiser heeft de gegevens uit dit rapport niet betwist. Verder heeft eiser zijn standpunt dat hij niets heeft verdiend aan de hennepkwekerij niet met stukken onderbouwd. De rechtbank overweegt dat de periode door het Uwv is onderbouwd en strookt met de gegevens uit het proces-verbaal van politie van verhoor van eiser op 12 februari 2018. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is verder inzichtelijk en goed te volgen. Het Uwv heeft dit vervolgens vertaald naar de gevolgen voor de WAO-uitkering en komt uit op een inkomen van € 991,20 per maand en dat leidt tot een indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 65-80%.
10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft het Uwv zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser de hennepkwekerij, wat van onmiskenbaar belang is voor de vaststelling van het recht op WAO, niet heeft gemeld en aldus de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. Het Uwv heeft daarom terecht de WAO-uitkering over de periode van 15 augustus 2017 tot en met 11 februari 2018 herzien en de onverschuldigde betaling teruggevorderd. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van dringende redenen om van terugvordering af te zien?
11. Eiser stelt dat er dringende redenen aanwezig zijn om van terugvordering af te zien.
12. Op grond van art. 57, eerste lid, van de WAO is het Uwv in beginsel verplicht de onverschuldigd betaalde WAO-uitkering terug te vorderen. Slechts indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB kan een dringende reden slechts zijn gelegen in de onaanvaardbare sociale en financiële consequenties die terugvordering voor een verzekerde heeft.Daarbij moet dan sprake zijn van een incidenteel geval waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is, en welke een individuele afweging van alle relevante omstandigheden noodzakelijk maakt. Dat hier sprake van is, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Eiser voert aan dat het bedrag van € 331,36 dat maandelijks wordt ingehouden op zijn WAO-uitkering te hoog is. Hij heeft per maand maar € 2,17 vrij te besteden. Eiser heeft in bezwaar een overzicht overgelegd van zijn inkomsten en werkelijke uitgaven.
14. Volgens artikel 1, onder 1, van de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen is het begrip aflossingscapaciteit gedefinieerd als: het deel van het inkomen van de schuldenaar dat met inachtneming van de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kan worden aangewend voor betaling of verrekening van de vordering.
15. Het Uwv heeft een inkomens- en vermogensonderzoek verricht en heeft de aflossingscapaciteit berekend aan de hand van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Het Uwv heeft vastgesteld dat het netto-inkomen van eiser € 1.631,60 per maand bedraagt. Eiser heeft volgens het Uwv € 1.300,24 nodig voor de maandelijkse lasten. Hierbij gaat het Uwv uit van 90% van de bijstandsnorm die voor eiser geldt. Eiser wordt daarom volgens het Uwv in staat geacht om maandelijks een bedrag van
€ 331,36 terug te betalen.
16. De rechtbank overweegt dat het Uwv met de werkelijke uitgaven bij het vaststellen van de beslagvrije voet maar in beperkte mate rekening hoeft te houden, namelijk voor zover dat uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt. De beslagvrije voet is in dit geval verhoogd voor de woonlasten, kosten voor de zorgverzekering en kindgebonden budget. De rechtbank overweegt verder dat in wat eiser heeft aangevoerd geen reden bestaat om te oordelen dat de aflossingscapaciteit onjuist is berekend. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat eiser zijn standpunt dat hij per maand maar € 2,17 vrij te besteden heeft niet met stukken heeft onderbouwd. De rechtbank overweegt verder dat het Uwv terecht geen rekening heeft hoeven houden met de dwangsom aan de gemeente van € 25.000,-, omdat dit geen vordering betreft met betrekking tot sociale verzekeringspremies en dus geen preferente vordering is. De beroepsgrond slaagt niet.
17. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv de WAO-uitkering van eiser terecht herzien over de periode van 15 augustus 2017 tot en met 11 februari 2018 en op juiste gronden een bedrag van bruto € 4.491,68 aan onverschuldigd betaalde uitkering van eiser heeft teruggevorderd. Daarbij is het Uwv niet uitgegaan van een onjuiste aflossingscapaciteit.
18. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.