Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
Voor de woning aan de [straatnaam 2] is een koopprijs van € 470.000 overeengekomen. Ook op deze woning rust een hypotheek van € 165.000. De kosten van verbouwing, de verhuis- en inrichtingskosten en kosten van de hypotheekadviseur en de makelaar bedragen, na aftrek van WMO-subsidie, € 84.000. Daarover zijn partijen het eens en dit bedrag heeft ASR ook als schade vergoed. De meerprijs van de woning aan de [straatnaam 2] ten opzichte van de woning aan de [straatnaam 1] hebben partijen bepaald op een bedrag van € 305.000. Partijen verschillen van mening over hoe met het bedrag van € 305.000 bij de verdere schadeafwikkeling moet worden omgegaan.
Als de rechtbank de waardestijging van haar bezittingen wel als verrekenbaar voordeel aanmerkt, is het wat [verzoekster] betreft niet redelijk om die waardestijging te verdisconteren in de begroting van de schade.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het wel redelijk is om de waardestijging te verrekenen, dan stelt [verzoekster] zich op het standpunt dat ASR voor de meerprijs van de nieuwe woning minimaal € 200.000 aan haar verschuldigd is.
- voor recht te verklaren dat de door [verzoekster] ter bestrijding van de gevolgen van haar handicaps gemaakte concrete kosten voor het creëren van een acceptabele nieuwe woonsituatie - waaronder tenminste de meerkosten van de woning en de kosten van de verbouwing zoals genoemd in nummer 51 van het verzoek - volledig door ASR aan [verzoekster] vergoed moeten worden;
- te bepalen dat in de begroting van de door ASR aan [verzoekster] te vergoeden kosten van de nieuwe woonsituatie de vanwege deze nieuwe situatie optredende waardestijging van de bezittingen van [verzoekster] buiten beschouwing dient te blijven, althans juridisch niet te kwalificeren is als een verrekenbaar voordeel;
- voor recht te verklaren dat ASR gehouden is om aan [verzoekster] de meerkosten van de woning - door partijen begroot op € 305.000 - te vergoeden;
- voor recht te verklaren dat het niet redelijk is om een vanwege de gerealiseerde acceptabele nieuwe woonsituatie optredend voordeel in de vorm van de waardestijging van de bezittingen van [verzoekster] , te verdisconteren in de begroting van de schade;
- voor recht te verklaren dat ASR gehouden is om aan [verzoekster] de meerkosten van de woning - door partijen begroot op € 305.000 - te vergoeden;
- voor recht te verklaren dat in mei 2016 tussen ASR en [verzoekster] een overeenkomst tot stand is gekomen, inhoudende dat de ter zake van de meerkosten van de woning door ASR aan [verzoekster] minimaal een bedrag van € 200.000 zal worden vergoed, althans dat [verzoekster] onder de in mei 2016 gegeven omstandigheden erop heeft mogen vertrouwen dat ASR daadwerkelijk ter zake van de meerkosten van de woning aan [verzoekster] minimaal een bedrag van € 200.000 zal vergoeden;
- voor recht te verklaren dat ASR gehouden is om aan [verzoekster] ter zake van de meerkosten van de woning een bedrag van € 200.000 te voldoen, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
- voor recht te verklaren dat het verschil tussen de verkoopwaarde van de voor ongeval door [verzoekster] bewoonde woning en de waarde van haar huidige woning niet als schade kan worden beschouwd;
- [verzoekster] op te dragen om medewerking te verlenen aan het maken van afspraken over het op termijn (bij het treffen van een finale regeling of bij verkoop van de woning) aflossen en/of verrekenen van het betreffende bedrag.
De rechtbank is, met [verzoekster] , van oordeel dat deze meerprijs van € 305.000 gelabeld moet worden als schade. Indien en voor zover [verzoekster] niet in staat is/was de woning aan de [straatnaam 2] zelf te betalen, is het aan ASR om in dat financieel tekort te voorzien. Als dat niet van ASR zou kunnen worden verlangd, zou dat betekenen dat het voor [verzoekster] in feite onmogelijk is om in de aan haar handicaps aangepaste woning te wonen. En dat doet afbreuk aan het uitgangspunt dat schade volledig vergoed moet worden.
conditio sine qua nonverband bestaat tussen de normschending en het voordeel, in die zin dat het voordeel er niet zou zijn zonder de normschending (HR 8 juli 2016 ECLI:NL:HR:2016:1483). Als dat zo is moet beoordeeld worden of het redelijk is dat dat voordeel in rekening wordt gebracht bij de vaststelling van de schade die vergoed moet worden. Daarbij moet als uitgangspunt worden genomen dat van voordeelsverrekening slechts sprake kan zijn als een voordeel werkelijk is genoten, of naar redelijke verwachting daadwerkelijk genoten zal worden (HR 1 februari 2002 ECLI:NL:HR:2002:AD6627).
conditio sine qua nonis voor de duurdere woning. Door het ongeval is het verhuizen naar de aangepaste woning aan de [straatnaam 2] , die duurder is, noodzakelijk geworden.
wonenin een groter, duurder huis op zichzelf geen voordeel voor [verzoekster] oplevert; zij wordt daardoor tenslotte juist in staat gesteld om te leven en wonen zoals zij dat deed voordat haar het ongeval overkwam. De rechtbank vindt het dan ook niet redelijk de concrete financiële bijdrage van ASR die hiervoor nodig was als voordeel op de schadevergoeding in mindering te brengen. Dit zou er op neerkomen dat het voor [verzoekster] onmogelijk is de woning waarin zij nu woont te financieren, wat bovendien impliceert dat zij haar schade niet volledig vergoed krijgt.
eigendomvan een groter, duurder huis [verzoekster] mogelijk voordeel zou kunnen opleveren in de zin van artikel 6:100 BW. Door de eigendom van een duurder huis neemt haar vermogen toe. In deze zaak gaat het om het bedrag van € 305.000. ASR heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat het haar om de meerprijs (het bedrag van € 305.000) gaat en niet ook om eventueel rendement.
In een telefoonnotitie van 16 december 2015 van ASR (productie 1 bij verweerschrift) wordt al melding gemaakt van discussie over het verschil (in prijs) tussen de oude en de nieuwe woning. In de maanden erna, in april 2016 is overeenstemming bereikt over de koopsom. Daarmee is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende gelegenheid geweest om te praten over eventuele condities hoe met het verschil in prijs tussen de oude en de nieuwe woning aan [verzoekster] om te gaan. In een verslag van 26 juli 2016 van een bespreking op 8 juli 2016 (productie 4 bij verweerschrift) wordt namens [verzoekster] nogmaals gevraagd het standpunt over voordeelverrekening te concretiseren en te motiveren. Daaruit leidt de rechtbank af dat op dat moment door ASR nog steeds geen standpunt was ingenomen. Uiteindelijk is, zonder dat verdere concrete afspraken hierover zijn gemaakt, een bedrag van € 400.000 voor de aankoop en verbouw van de woning aan de [straatnaam 2] ter beschikking gesteld aan [verzoekster] . De rechtbank is van oordeel dat het in de rede ligt dat partijen op het moment dat zich een situatie voordoet waarbij het nodig is dat een benadeelde verhuist zij rond het moment van aankoop van de aangepaste woning al afspraken (gaan) maken over hoe wordt omgegaan met het verschil in waarde tussen de huidige woning en de aangepaste woning bij een eventuele verkoop van de (dan nog aan te schaffen) aangepaste woning. Op het moment dat ASR in december 2015 akkoord ging dat er onderhandeld zou gaan worden over de aankoop van de woning door (of namens) [verzoekster] is ook het moment om afspraken te (gaan) maken over de financiering, daarvoor is het nu (achteraf) te laat.
keereen uurtarief van € 273,00, overeengekomen. Voor de kosten voor dit deelgeschil wordt namens [verzoekster] dan ook een bedrag van € 25.000,00 inclusief btw verzocht, te vermeerderen met het griffierecht van € 1.666,00.