Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 7,
- de akte overlegging producties tevens houdende wijziging van eis van Normec Aquaserva met producties 8 en 9,
- de akte overlegging producties van Gemeente Utrecht met producties 1 tot en met 3.
2.Het geschil
Primair: de Gemeente te gebieden om, voor zover zij de opdracht nog wenst te gunnen, tot heraanbesteding over te gaan;
Subsidiair: de Gemeente te gebieden over te gaan tot herbeoordeling van alle toegelaten inschrijvingen waarbij de inschrijving van Normec niet ter zijde wordt gelegd en in die beoordeling wordt meegenomen, zulks binnen en termijn van zes weken.
3.De beoordeling
gehoudenis, kort gezegd, navraag te doen en/of een inschrijver gelegenheid te geven voor herstel, aanvulling of verduidelijking.
(a) dat aan de hand daarvan objectief kan worden vastgesteld [13] dat Normec Aquaserva deel III B in overeenstemming met de waarheid bevestigend had kunnen invullen én (b) dat het zeer voor de hand ligt dat Normec Aquaserva dat zou hebben gedaan als zij de UEA op dit punt zou hebben ingevuld. In het licht van wat in 3.5 tot en met 3.7 werd uiteengezet moest Gemeente Utrecht in dit geval naar aanleiding van deze kennelijke vergissing navraag doen en moest zij Normec Aquaserva in de gelegenheid stellen het UEA te herstellen, en mocht zij de inschrijving niet uitsluiten zonder dat te hebben gedaan. Het lijdt geen twijfel dat dat tot de uitkomst zou hebben geleid dat het UEA op dit punt aan de vereisten voldoet.
(productie 1 van Gemeente Utrecht):
enerzijdsduidelijk dat zij bij het uitvoeren van deze opdracht een beroep zal moeten doen op de draagkracht van Normec BioBeheer B.V. in verband met de monsternames en –analyse en geeft
anderzijdsin het formulier ‘Opgave referenties’ niet op dat zij bij het betreffende referentieproject een beroep heeft gedaan op de draagkracht van een ander. Dit één en ander, in onderlinge samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat Gemeente Utrecht beter moet hebben geweten. Zij wist dat Normec Aquaserva in regel 3 van het formulier ‘Opgave referenties’ bij de vraag ‘Beroept u zich op de ervaring van een onderaannemer?’ eigenlijk ‘ja’ had moeten en willen invullen en dat het antwoord ‘nee’ op een misverstand moest berusten. In ieder geval geldt dat Gemeente Utrecht dat eenvoudig had kunnen vaststellen door navraag te doen, waartoe zij op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel was gehouden. Onder die omstandigheid getuigt het van formalisme om een inschrijver niet de gelegenheid te geven de inschrijving te herstellen door ‘nee’ in ‘ja’ te veranderen. Dit raakt weliswaar aan de belangen van andere inschrijvers, maar leidt – in de gegeven context – niet in werkelijkheid tot een nieuwe inschrijving en doet ook niet af aan de gelijkheid van inschrijvers met betrekking tot de kans om eerlijk mee te dingen om overheidsopdrachten. Integendeel, het afrekenen van een inschrijver op een dergelijk misverstand – waarvan de Gemeente Utrecht had moeten begrijpen dat het om een misverstand ging – schaadt juist de eerlijke mededinging om overheidsopdrachten.
980,00(1 punten × tarief € 980,00)