In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2021, heeft verzoeker, een ambtenaar, beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van politie. Dit besluit betrof de toekenning van OVW-periodieken en de ingangsdatum van zijn plaatsing in de functie van Operationeel Begeleider A. Verzoeker was van mening dat de ingangsdatum van zijn plaatsing niet correct was en dat hij recht had op een wijzigingsbesluit met betrekking tot de OVW-periodieken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef in eerdere besluiten al tegemoet was gekomen aan verzoeker door hem vier OVW-periodieken toe te kennen met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2016. Verweerder heeft het bezwaar van verzoeker tegen het primair besluit ongegrond verklaard, en verzoeker heeft vervolgens zijn beroep ingetrokken, met het verzoek om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat geen van de partijen dat wenste. De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een proceskostenveroordeling alleen kan plaatsvinden als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Aangezien de rechtbank concludeert dat verweerder niet aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen, heeft zij het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.